<>

1916-06-24 (1 bericht)

> | Zaterdag 24 juni.
Ik zond een kaart naar het politiebureel mijner wijk tot het verkrijgen van maïs voor de kippen met opgave van hun getal.
"Niet goed," luidde het antwoord. "De eigenares moet zelve komen."
Wat ik dezen morgen deed.
De weg leidt dwars door 't Park. Grijze uniformen wemelen tusschen het groen. Grijze gestalten zitten op banken in de schaduw. Wonderbaar schoone bloemenperken overal, heelemaal blauw of geel; andere geschakeerd in sterrenvorm van alle kleur. Een houdt er van lieverlede de voeten staan en boeit de blikken: hoogstammige geraniums hel rood, kleinere gestruikt daaronder, een mozaïek van alle mogelijk rood, stout en toch harmonieus in vuurgeschitter met een rand van bruinroode fluweelen bladeren.
De groote boomen wierpen donkere plekken op den zandglans der breede rijwegen. De zon is fel; doch de wind blaast frisch als een zeebries en jaagt het water over de oppervlakte van den vijver in zilveren schubbetjes op.
Ginder loopt de tramlijn, rolt een tram aan. Een soldaat komt recht op mij af over een zijpad, groet en vraagt den weg naar St. Pieters Station. Hij spreekt een schier onverstaanbaar Koeterwaalsch. Ik antwoord in 't Duitsch en geef bescheid. Ik zoek de gelegenheid niet, maar als ze zich voordoet, neem ik ze waar om 't een en 't ander te vernemen. Het hooren van zijn landspraak boezemt hem zeker vertrouwen in, of hij is gezellig van aard misschien, ongevraagd vertelt hij onder het afkeurend oog van 't een of 't ander eenzaam hier en daar, op ons kijkend, wandelenden mensch, dat hij hier enkel sedert twee dagen verblijft.
"Waar zijt ge vandaan?"
"Van Keulen." Hij gebruikt wel wat sterk isj en misj, maar nu drukt hij zich correct uit.
Hij is groot en kloek met een blozend, rond gelaat, trouwhartigen blik en een snorbaard van strookleur. Hij draagt een trouwring, toont mij dien: twee kinderen. Schier alle dagen krijgt hij nieuws van zijn vrouw. Ze trekt honderd en ik weet niet meer hoeveel mark in de maand — sedert Augustus laatst is hij in 't leger, heeft vele veldslagen medegemaakt, is echter nooit verwond geweest.
"Wie heeft er schuld aan den oorlog?"
"Engeland en ook België. In den omtrek van Langemarck hebben de boeren mij verzekerd, dat er in 't begin van den zomer '14 aldaar fransche troepen lagen."
"Dat wordt hier niet geloofd."
"Zoo is het nochtans," houdt hij vol.
Of die man goed is ingelicht valt meer dan te betwijfelen; maar 't is interessant te vernemen wat de ondergeschikten in het leger van den toestand weten en op welke wijze ze worden ingelicht.
"Hoelang zal de oorlog nog duren?"
"Hoogstens twee maanden. Over zes dagen bezitten wij Yperen. Rusland is kapot. Er zijn nu reeds in Berlijn Russische afgezanten om over de vredesbepalingen te onderhandelen. Ook Frankrijk scheidt zich af van Engeland en is vredesgezind."
"Ge schikt dus naar Parijs te zullen kunnen trekken?"
"Neen, niet naar Parijs, naar Londen moeten wij."
"Hoe zal de vrede gesloten worden?"
"Frankrijk krijgt Elzas-Lotharingen weder alsook een geldelijke schadevergoeding, die Duitschland betaalt en waarvoor ons Calais als forteres wordt afgestaan."
"En België? Krijgt het ook vergoeding voor geleden schade?"
Hij schudt het hoofd: "België krijgt hoegenaamd niets en wordt duitsch wingewest. De Franschen strijden eerlijk, hoewel ze gauw de armen omhoog steken om zich over te geven. De Engelschen zijn slechte menschen, zenden zwarten met messen op ons af, die ons verminken. Wij maken veel, heel veel krijgsgevangenen."
"En ge verliest er veel."
"Heel weinig: een Duitscher laat zich niet veroveren; indien hij moet bezwijken voor overmacht, doet hij dit" — mijn verteller wijst met den vinger onder zijn kin en zegt: "hij schiet zich dood."
Hoe hoog toch staan die mannen aangeschreven bij zich zelven en hoe onwankelbaar moet hun vertrouwen zijn!
's Avonds vertooning in het Nederlandsch Tooneel, stampvolle zaal, groote bijval.
Geen soldaten te zien.
Nochtans zit er een op het balkon. Hij zit er altijd om waar te nemen, of alles correct gaat en er geen betooging tegen zijn vaderland geschiedt. Een beamte uit de bureelen van den tramdienst verklaart, dat niet de stad maar de trammaatschappij de schade lijdt voor het kosteloos vervoer der soldaten.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<juni>>
ZoMaDiWoDoVrZa
    123
45678910
11121314151617
18192021222324
252627282930 
       
logo CTB