<>

1916-06-25 (1 bericht)

> | Zondag 25 juni '16.
Alle zondagen en vrijdagen is er bloemenmarkt op den Kouter, de wandelplaats der voornamen, die er omstreeks het middaguur zondags hun toiletten ten toon spreiden, elkaar ontmoetend en groetend. Prijzen worden toegekend voor de mooiste uitstallingen. Het een hectaregroot plein biedt een verrukkelijk schouwspel aan. Hoe tijdig ge ook op weg gaat, komen er reeds allerlei bewoners te gemoet met botten in den arm, jongens met korven op den schouder vol groen en bloei, dat geschommeld wordt bij elken stap; kinderen, die hun gekregen centen aan een tuiltje viooltjes hebben besteed. Heden vooral was het een tooverij van kleurenmozaïek. Van kijkers en koopers wemelt het. Zouden er dit jaar medailles worden gegeven of handelen de kweekers uit gewoonte?
De Duitschers zijn goede klanten. Er komen er reeds vandaan met witte en blauwe klokken in elken arm, met arocarias en aspedistras. Een officier stapt flink door met een reuzentuil van crimson rambles, [201]
[201]'Crimson rambles': winde (bloemsoort).
de bloemen naar omlaag gehouden dragend, hij treedt het voormalig postlokaal binnen, waar nu een lazaret is.
Hier op den Kouter staat een breede uitstalling van hortensias, kunstmatig helblauw, ginder een hoop paarse en nog wat verder vele groepen van hoog, heel hoog roze. Zou ergens een vocht die afwisseling van kleuren niet medehelpen?
De aanblik is boeiend en wekt bewondering op. Eén vuurgloed van geraniums ten allen kant; een beijardspel van millioenen fuchsia's. Schier overal heeft het roze, amaranthe en roode de overhand. Maar toch daartusschen ligt een sterkwelriekend donkergroen tapijt met mauve bouketten — heliotropen — gelijk aan een rouwfloers op een groot graf. Daar staan pensees, [202]
[202]'Pensees': viooltjes (cf. Eng. 'pansies').
die waarlijk na te denken schijnen; rozen hier, nog rozen van alle rozenkleur. Groote groepen oleanders, hoogopgeschoten, dichtbijeengedrongen, zwierig, al te buigzaam, elkanders zweepenstammen steunend onderling: boschage voor een kleine feeënwereld, zoo heerlijk onreëel, waar boomenkruinen overvloedig blozend bloeisel zijn! Rankende planten in sierlijke hangkorfjes, och en wat niet al aan glans en schittering!
En nu teruggekeerd naar de hortensia's, het doel mijner komst.
"Deze, die,... neen, gene."
De keus is niet moeielijk. Ze zijn meest alle zoo mooi. Ze behooren tot mijn lievelingsbloemen in hun rijke trossenweelde.
Ze zijn dit jaar niet duur.
Al de arme jongens met hun ledige korven troepen om mij heen: "Mag ik ze dragen? — Laat mij ze dragen? — Neen, mij, mij.- Kijk, wat schoone mande, groot genoeg om niets te schenden."
De een verdringt den ander.
"Dank u, dank u," zeg ik, "er komt iemand om ze af te halen," en teleurgesteld zoeken ze elders koopers op.
De potten worden onder de boomen achteraan gezet in de schaduw, waar de ledige karretjes staan en hooi en stroo slingert.
Maar de bloemenkweeker moet betaald worden. Hij kan niet wedergeven op een twintig frankstuk, hij moet doen wisselen bij een kameraad.
Gewacht dus bij de potten.
Een der indringers voor het dragen houdt vol. Hij staat daar nog voor mij. Het is geen straatjongen, het is een hoogstaltige, havelooze man. Zijn arm steekt door den greep van een grooten, nieuwen, heel ledigen korf, schuin tegen zijn lijf, als verbergend daartegen gehouden. Zijn gelaat is ongunstig ruw, zijn blik somber. Op een eenzamen weg zoudt ge schrikken voor zulk een ontmoeting.
Is het een losgelaten galeiboef of een hongerige werkelooze?
Ik heb hem reeds herhaaldelijk verklaard, dat een ander komt om 't gekochte te dragen en dat hij best voort zou gaan; maar hij treedt integendeel nog nader, terwijl de verkooper weergeeft — natuurlijk papier — er is niets anders meer te krijgen.
Gretig ziet de man toe, als een roofdier, gereed om een prooi te bespringen, dan steekt hij vragend de kin omhoog, ziet mij als vertwijfelend aan en zegt: "Laat mij het dragen, in Godsnaam, laat mij."
Dat verzoek, aan een snik of smartkreet gelijk, is tragisch, is het verraad van een heel levensdrama.
Wie zou zoo iets kunnen hooren zonderdat het hart vermurwd wordt en de hand niet helpt?
Begiftigd, slentert hij traag weg op zijn klompen met den ledigen korf onder den arm... het gekregenoorsp.: gekre- [203]
[203]Er staat eigenlijk: 'gekre-'. Loveling is vergeten om het tweede deel van het gesplitste woord op de volgende regel te schrijven.
papierke aandachtig bekijkend.
En nu opnieuw het kleinzielige bij het dramatische en het akelige van het onontkombare.
De bloemen zijn thuis.
Waar ze te planten? O vreugde van een dergelijk zoeken, o belangstelling van den dag!
"Daar... een in den hoek. Ja, of, neen, er is te veel schaduw van den pruimeboom."
"Hier in de veranda? Ja, in de potten gelaten nog een er bij... doch het zal er te warm wezen, als de zon schijnt."
"Ginder, ginder op het uiteinde van het tuintje."
"Tegen de donkere klimop zal het roze goed uit komen het zal te zien zijn van wie binnentreedt, zoodra de voordeur opengaat."
En in een roes van kinderlijke, kinderachtige vreugd krijgt de eene pot na den ander een plaats en wordt het effekt van alle kanten nagespeurd en goedgekeurd.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<juni>>
ZoMaDiWoDoVrZa
    123
45678910
11121314151617
18192021222324
252627282930 
       
logo CTB