<>

1917-11-22 (1 bericht)

> | Woensdag 22 november '17.
Overmorgen zal het juist een jaar geleden zijn dat twee agenten in burgerkleedij, namens de duitsche Geheim-Polizei, hier huiszoeking deden.
Wat is er niet al gebeurd sedert dien datum na dagen van prangende ontsteltenis, weken van ziekte, en nu eindelijk herstel, normale krijgstoestand van gemoed!
Meer dan eens heb ik de pen in de hand gehad om het relaas van dat bezoek neer te schrijven: mijn geest weigert zijn hulp, mijn hand haar dienst... zal ik het eens, en wanneer zal ik het kunnen doen?...
Op het vredesaanbod van den keizer kwam de weigering der Verbondenen. Hardnekkiger dan ooit wordt de strijd voortgezet. Menschen zijn hier in 't land doodgeschoten voor misdrijven op soldaten gepleegd, voor blijken van toewijding aan hun vaderland; werkeloozen in groot getal werden gedwongen in den vreemde voor den vijand te gaan arbeiden. En ijzingwekkend luiden de mededeelingen der teruggekomenen, die, uitgeput door ontberingen, onkennelijk zijn. Ze moesten 's morgens soms uren ver naar de plaats van hun bedrijvigheid trekken zonder ontbijt. Later kregen ze een homp brood, onvoldoende als voedsel; 's avonds een blikje met het een of 't ander, steeds te weinig. Hun kleederen waren doorweekt van 't nat. Zij, die zich bevoorrecht te zijn waanden, omdat ze panen [305]
[305]'Panen': fluwelen.
jassen aan hadden, waren er nog het slechts aan toe: het water druipte er uit.
"Leg u op den rug," zei een officier, aldus bericht een getuige, "morgen zal alles droog wezen."
Zulke dingen gebeurden met degenen, die zich niet vrijwillig hadden laten aanwerven. Rebellen werden doodgeslagen — of gestampt — met de kolven van de geweren. Een der teruggekeerden alhier had van het morgenkrieken tot het avondduister met andere opgeëischten kameraden moeten begraven, gestorven van ontberingen allerlei aard. Degenen, welke geteekend hadden als vrijwilligers werden beter behandeld en mochten schuilen gaan bij regenvlagen, waren ook beter betaald.
In het lokaal van 't Groen Kruis te Gent krijgen de rampzaligeoorsp.: rampalige ontslagenen of onbekwaam tot verder uitbuiting bevondenen kosteloos versterkende maaltijden. "Het zal," verklaarde een dokter, "maanden duren, voordat de krachten van het meerendeel dezer hersteld zullen wezen."
Ze zijn uitgemergeld, gekromd, ze staan stijf van rhumatiek. Een jonge kerel, kloek geweest, zat in 't Groen Kruis aan de spijstafel en beproefde het om soep uit het bord te scheppen met zijn eetlepel. Het wilde niet gelukken:
"Jongeman, wat schort er?" vroeg een der liefderijke dames, welke er dienst doen.
Hij toonde haar de palmen van zijn handen: rauw vleesch, bloedig rood.
"Waarvan zoo iets?" met gruwend medelij.
"Van het doen van arbeid, dien ik niet ken: het verdragen van sporen voor het aanleggen van een ijzeren weg aan de Somme in de ergste gaten, onder 't geschutvuur van de Engelschen."
Mijn dokter vertelde laatst dat er in zijn kliniek in 't hospitaal een teruggekeerde op sterven lag, omdat hij in eens roekeloos zijn eetlust had voldaan. Een ander — nog ginds verblijvende — schreef aan zijn vrouw in de overdrijving van zijn hongersnood:
"Indien 't mij zalig is van weder naar huis te komen, zal ik drie dagen lang aan tafel zitten en eten, altijd eten zonder respijt."
Strenge hinderpalen bestaan voor het verkrijgen van pasporten. De prijzen der levenmiddelen stijgen met elken dag. De vervalsching wordt op groote schaal toegepast: Er is geen eerlijkheid — of slechts zeer zelden meer — onder de menschen te vinden. Wel spreekt men van vrede en veel van toekomstige reuzenoffensieven.
Wat mag er van waar wezen?
Een vijftal dagen geleden sneeuwde het: een echte winterstorm alreede, die het zicht benevelde, zoo dicht was de witte warreling. En van uit den spioen zag ik onduidelijk uit de kromme Eedverbondstraat als een grauwe palingslingering van soldaten den Steenweg opkomen, met gebogen hoofden, onder de vlokjacht loom voorbijschrijdend; enkelen met het aangezicht opgeheven, blauw van koude en... de rampzaligen zongen schel en galmend van hun "vaderland".
De sneeuw is thans weg uit de straten maar aan den tuinkant ligt alles verblindend wit: op den grond, op de daken, op de scheidingsmuren, overal. En de zwarte meerle, als een vlok roet, en het roodborstje met oogjes als pareltjes — dat ziet men als 't gevangen is — naderen aarzelend tot in de veranda, waar brood voor hen gemorzeld ligt. Des nachts was het een onophoudend kanongerommel met zware, doffe bonzen daar tusschen. Het geweld bonkte tegen de muren aan, deed de ruiten trillen en een rinkeling in het deksel van de brandende kachel ontstaan.
"De sneeuw is een goede klankgeleider," zeggen deskundigen.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<november>>
ZoMaDiWoDoVrZa
    123
45678910
11121314151617
18192021222324
252627282930 
       
logo CTB