<>

1918-01-04 (1 bericht)

> | Vervolg op 4 jan. vrijdag '18. [320]
[320]Het eerste deel is verloren gegaan.
De prijzen van alle waren stijgen elke week, schier elken dag, het gelijkt aan een opkomende overstrooming, die een openbare ramp dreigt te worden: een kilog breiwol van lage kwaliteit kost per kilog. twee honderd frank; een bobijn machiengaren (500 yards) 5.75, met de melding dat toekomende week de prijs 8 fr. zal wezen.
Opkoopers loopen de winkels rond om dergelijke sommen aan te bieden, tuk op hooge winst, door het afwinden op kleine spoelen van eenige meters lang. Een paar heel gemeene kousen kost 18 frank.
Eene der bezoeksters vertelt mij, dat ze reeds is gevangen geweest. Ze had tegen het reglement in een afgelegen straat haar hondje een wijle los laten loopen. Een heer schiet op haar toe: "Uw adres."
Met wat recht vraagt u dat?" Hij ontknoopt zijn overjas op de borst en ze ziet een blinkende, koperen gendarmplaat. Ze moet gehoorzamen en 's anderdaags naar de Kommandantur: 15 honderd mark boete!
Die som is zoo overdreven, dat ze haar geen schrik aan kan jagen: het moet een vergissing wezen inderdaad.
"Dat heb ik niet," zegt ze kalm.
Haar rechters zijn inschikkelijk: de straf wordt gewijzigd in vijf dagen gevang. Met dat nieuws komt ze thuis. Na enkele dagen moet ze zitten. Het zoogenaamd dievenkarreke komt voor haar deur staan om ze te halen. Welke juffrouw uit de stad, die dat akelig, gesloten voertuig met gruwel eertijds voorbij zag rijden, had zich kunnen voorstellen, dat er een oogenblik komen zou, waarop ze zelve er instappen zou!
Onwillekeurig deinst de veroordeelde achteruit, voordat ze moed vindt om het offer te volbrengen... zoodra ze binnen is en neerzit, wordt een ijzeren deur voor haar dichtgeslagen. De plaats is zoo klein toegemeten, dat ze geen beweging doen kan. Van boven komt het licht en ook de lucht; maar 't is er zoo beklemd aan den adem!
"Verstikken ga ik," denkt ze en dra daarop: "een booswicht staat het wel af, waarom zou ik niet kunnen?"
Het rijtuigratelen duurt overigens niet heel lang. Nu houdt het stil. Ze mag er uit. Ze bevindt zich voor de poort van 't Celgevang op de Nieuwe Wandeling. De deur wordt open gerukt en zij van de stijgtrede gestampt met de bajonnet.
Een eng hokje wordt haar woning: omhoog heel hoog, een vierkant venstertje, waar ze iets van den hemel ziet; een bed, een stoel, een waschstel, een emmer. Het eten wordt op een plankje door een winket toegeschoven. Heel slecht is het niet. Ze moet enkel een frank daags er voor betalen. Handwerk heeft ze meegenomen. Ze hoort geen gerucht; ze ziet geen mensch, behalve soms de dienstdoende non, die haar een kwartiertje gezelschap houdt.
"Een dag weg," zegt ze elken avond tot zichzelve met christelijke onderworpenheid.
Gelukkige, benijdenswaardige naturen, die niet stampen op de deuren, niet schreeuwen om verlossing, die hun hoofd tegen den muur niet stukslaan! De gedachte alleen van het tijdelijk beroofd wezen van de persoonlijke vrijheid, zou bij zenuwachtigen volstaan om krankzinnig te worden, of is het spreekwoord waar: "Gratie naar vocatie"?
Een vriend vertelt, dat hij, op bevel der overheid, een soort ellegoed, die hij in 't jaar '15 tegen dubbelen prijs (4 frank per meter) had aangekocht, verplicht is geweest aan te geven, tegen 2 frank, berekend naar den prijs van '14. Hij verliest daarbij 20.000 frank. De waarde er van zal waarschijnlijk nog verdubbelen. Heden meldt een verordening, dat van af 28 januari alle maken en ook verkoopen van zeep, 't zij langs de straat, 't zij in winkels verboden wordt. Zullen daar geen ziekten uit rijzen? Een nieuw, onrustwekkend vooruitzicht!
Men bewondert steeds den organisatiegeest der Duitschers, hun kunde, hun tucht, hun beleid. Wat even merkwaardig mag heeten is hun kennis van toestanden en personen hier. Soldaten belden aan bij nichten van mij en vroegen om logement.
Het antwoord was: "Wij kunnen niet, wij hebben voor 't oogenblik geen meid." En zij: "Ge woont hier maar met twee personen, ge zijt gezond, uw huis is groot. Wij vragen slechts een kamer en een goed bed, anders veroorzaken wij geen moeite."
Elders zeiden soldaten aan den gastheer, bij wien ze gelogeerd waren: "Ge zijt een gepensioeneerde van den Staat; ge hebt te X. in 't Walenland lang gewoond als leeraar aan de Middelbare school; uw vrouw is reeds eenigen tijd overleden; ge hebt uw oudsten zoon in 't leger."
Maandag ging ik in een winkel van fruit en ingemaakte groenten: "Gij zijt hier gisteren avond om half acht voorbijgegaan," zei de vrouw.
Waar wilde zij naartoe daarmede?
"Er stond hier een jong officier, hij zag u. "Kent ge die dame?" vroeg hij.
"Ja zeker, ze woont hier in de buurt." "Den hoek om, niet waar?" zei hij.
"Ja."
"Ik ken ze ook, ze is een schrijfster." En het dochtertje, dat achter de toonbank stond, mengde zich in het onderhoud en berichtte: "Hij zei, mijn vader en mijn moeder schrijven ook, en hij deed de beweging van iemand, die een pen over 't papier laat loopen."
Langs de Leopoldlaan komt een hooggeladen wagen aangereden. Van onder een waterdichte huif piepen nieuwe hoofdkussens en matrassen uit. Zij trekken naar het Feestpaleis in het Park, ingericht tot krijgslazaret. Ze zullen dienst doen voor het verzachten der toekomstige smarten van jong, gezond, moedwillig te kwetsen menschenvleesch.
Er heeft een volksoptelling van Groot-Gent plaats. Politieagenten gaan te dien einde in alle familiën rond om de noodige inlichtingen aan te teekenen. Nacht van slapeloosheid, nacht van zenuwpijn in al de ledematen. Het is ook zoo koud en ik ging wandelen in fellen wind en had zware winterkleederen afgelaten. Nu moet boete daarvoor worden gedaan.
Mijn zakhorlogetje, dat in handenbereik ligt, is stilgevallen. De benedendeur zal toegedaan zijn bij vergissing.
Ik hoor de keukenklok niet slaan. De tijd kruipt langzaam heen in den eentonigen nacht. Geen rijtuig ratelt langs den Steenweg; geen gebuur, die thuis komt, geen wakersstap slentert voorbij; want de nieuwe bestrating ligt vol zavel, die elk gerucht versmacht. Gewoonlijk heb ik een nagenoeg stipte notie van het uur. Het is mij een voldoening, wakker liggend, vast te stellen in hoe weinig ik mij vergis. Nu kan dat niet. Het moet ongeveer half drie wezen. Reeds vier uren slapeloos! Nog vier en half voor 't opstaan. Ach, hoe lang! En in de koortsige overspanning van het zenuwstelsel, in de onafweerbare foltering van al het leege omheen, in de voorbijgaande ontreddering van elk zedelijkheidsgevoel, dat oorlogsnood soms geeft, ontwaakt in mij een helsch verlangen, een behoefte naar levensgerucht. Waarom gaat het noodsein niet? Waarom valt er ergens geen bom, die geen schade veroorzaakt?
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1918
<<januari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
  12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
2728293031  
       
logo CTB