<>

1918-02-11 (1 bericht)

> | Maandag 11 februari '18.
Vanmorgen onderzoek naar 't verborgen metaal in mijn straat. Een leelijke tweewielkar staat er bespannen met het ellendigste bruin, ruigharig, klein paard, dat oogen zien kunnen.
Een civiel en drie soldaten doen de ronde in de huizen, niet regelmatig reeks volgend, nu eens aan den eenen kant dan aan den anderen de bel trekkend.
Het is mijn beurt. Ik houd een Schein gereed in de hand, waaruit blijkt, dat ik een paar metalen antiquiteiten — vroeger door Duitschers onderzocht — voorloopig behouden mag.
Twee der binnengetreden soldaten lezen het, schijnen niet te weten, wat het beduidt. Ze roepen een onderofficier, terwijl een derde soldaat met de meid, stampstappend, naar boven is.
De gegradeerde ook leest het stuk. Hij is niet beleefd. Hij gelooft er niets van, zegt hij rechtaf en moet het mededragen ter vergewissing of het echt is. Niet galant, mijnheer de onderofficier, ondanks mijn beleefdheid. Hij vertrekt er mede zonder groet. De twee, bij welke ik in de gang blijf staan, zien er brave menschen uit:
"Ik ben Bayer," zegt de een, die een zware kerel is met een appelrond aangezicht, "boer, ik ben gereformeerd," en hij wijst zijn kuit aan, "verwond geweest." Hij heeft drie kinderen en haalt met een haastige beweging een photo uit: lieve jongetjes. Het kleinste, in 't midden, is geboren in 't begin van den oorlog.
De andere soldaat is een oud man; hij heeft vier zonen in het leger. "Er is geen huis in heel Duitschland," zegt hij, "waar geen angst en kommer heerscht. O, de krijg! Iedereen is er moe van. Het moet eindigen; het is niet langer uit te houden, voor niemand meer."
"Groote armoe in uw land, niet waar?" zeg ik.
"Neen," loochent hij, "niet te lande, waar men "selbst Erzieher is, in de steden wel. Ge ziet wel op 't portret, dat de boerenkinderen goed gevoed zijn."
"Het is geen aangename taak, die u is opgelegd met dat onderzoek als vijand in alle woningen rond te gaan."
Allebei gelijktijdig doen ze een breede beweging met den rechterarm, als iemand, die een akelig spook verdrijven zou. "Brrr!" zegt de oude met weerzin.
Zware stappen dalen de trap af; de soldaat en Suzanne zijn alletwee beladen: de een draagt tinnen kandelaren — Louis XV — en mijn bronzen lamp, die van een gesmeed ijzeren voetstuk deeluitmaakt. De andere heeft een komfoor en een groot stel vast, een oud apparat voor taartenbak. Het is allemaal heel zwart; maar hij vijlt er aan om te toonen, dat het koper is. Ik wist dat zelve niet. Het wordt met het overige in de gang gesteld; hij trekt nog eens alleen boven en brengt nog kleine voorwerpen mede. De aluminiumoorsp.: alluminium theeketel door een anderen uit de keuken gehaald, gansch vol water op de kachel zelve aan stuk geslagen, stond er reeds met ander gerei.
Alles heeft de zoeker doorsnuffeld en overtast tot het beddegoed der meid toe, hare kleerkast en hoedendoozen; alle voorwerpen in de slaapkamer overklopt en wat metaal was bevijld; tot in het kiekeneten toe heeft hij zijn handen gestoken. Ik heb het met geen gemakkelijken te doen gehad. En ze vertrekken naar elders op zoek naar anderen buit in de buurt.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1918
<<februari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
     12
3456789
10111213141516
17181920212223
2425262728  
       
logo CTB