<>

1918-04-02 (1 bericht)

> | Dinsdag 2 april '18.
Burgemeester Braun en schepen de Weert zijn naar Duitschland gestuurd. De onderburgemeester van Posen Küenzer is tot burgemeester van Gent, Wannijn, en Planquaert zijn schepenen benoemd. Al de vorige schepenen hebben hun ontslag ingediend. Luidens een plakkaat zijn Braun en De Weert afgesteld. Sedert eenigen tijd is er veel gebeurd: het koperafnemen wordt steeds op groote schaal uitgevoerd; alles wordt doorzocht en uitgebroken. Wijn wordt ontgraven, met de bajonnet of een lange pijk in den grond borend van tien tot tien centimeters. Kunststukken worden uit hun schuilplaatsen gehaald en als gewoon metaal aangeslagen.
Een dorpsdokter beproefde het een zoeker uit te koopen. Deze klaagde hem aan. Hij moest 1500 mark betalen.
Menschen beschuldigd van spioneering worden in de Schijfschieting doodgeschoten. Onder de rubriek "Waarschuwing" worden hun namen, bedrijf en woonplaats op de straatmuren aangeplakt en in de dagbladen vermeld.
Soms komt er nog iets voor, dat bij het betreurlijk tragische nog een half komieke kant heeft: de pastoor en de koster van het dorp L. kwamen sinds lang niet overeen. Weder ontstond er tusschen hen een kibbelpartij. De geestelijke maakte zich kwaad en liet zich medesleepen zijn ondergeschikte te verwijten: "Ge zijt een echte, stoute Duitschman!" Na aanklacht is hij naar Duitschland gestuurd. Opzoekingen worden ook gedaan door bandieten, welke een uniform hebben weten te bemachtigen of soldaten-boosdoeners: ze bedreigen de bewoners met hun revolver, doen de brandkast openen of aanwijzen waar geld en juweelen liggen en pakken alles mede. "Zien pakken, leert pakken," zei iemand.
Bij dit alles is de toestand onbegrijpelijk: de schouwburgen en cinemas zitten opgepropt. Er is brood te kort en de banketwinkels liggen vol taarten en snoeperij. Een klein wafeltje of een suikerbol staan aangeteekend voor 40 of 50 centimen.
De dames loopen met korte kleeren, mooie laarsjes of lage schoentjes aan de dunne zijden kousbeenen; zijn meestal geblanket en op de wangen roze beschilderd. Het is koddig op die frisscheid neer te zien als ze afsteekt op een reeds rimpelig of geel vel, want reeds bedaagde moeders nemen ook haar toevlucht tot den verfpot der dochters. De behoeftigen schijnen ellendig, vervallen, bezonderlijk de vrouwen. Dit deed mij een dokter opmerken:
"Wat is hier de oorzaak van?" vroeg ik.
"Ik veronderstel," zei hij, "dat de vrouwen zich berooving opleggen voor man en kroost." En te dier gelegenheid vertelde hij van een moeder — kleinburgersvrouw — die geen genoegzame melk kan krijgen voor haar ziek jongetje en die elken dag uren ver trekt naar een boerenhof, waar ze er heeft tegen een frank den liter.
De goudsmeden hebben nooit betere zaken gedaan: oorlogswinnenden zijn mild met hun geld en de armen koopen pruljuweeltjes met de bons van het Hulpcomiteit. Niet alleen hier treft het verkeerde van den tijd: zie de illustraties, onder andere "Die Dame" van Weenen: [327]
[327]Het is niet duidelijk wat Loveling hiermee precies bedoelt.
overdreven toilettes, ge weet soms niet, of het wanschepsel, dat daar — in gesloten parapluievorm — afgebeeld staat, een man of een vrouw is.
De gewoonste stoffe voor een japon kost 50 frank per meter en de kleermaaksters zijn overladen met werk.
Een oorlogsprentje.
Een morgenwandeling. Het Park staat groen omfloersd, de platanenstammen, zilverachtig geel, van hun bast ontdaan, zouden medelij inboezemen, indien de natuur het zoo niet had gewild. Over de hooge kruinen wasemt het bruingroen — de hemel is melkig blauw.
Aan Schreiboomklooster staan lange reeksen, havelooze menschen met keteltjes en kannen hun beurt af te wachten voor de soepbestelling. Andere komen nog aan of gaan besteldoorsp.: beteld weg. Er stijgt een reuk van vet bevangend uit de kruiken en de inhoud ziet er uit als dikke geelachtige, eetlustverdrijvende brei; autos rollen ruischend aan met flinke officieren, motos jagen in rechte, vlugge vaart de voorbijgangers uit den weg; karren worden voortgestooten door russische krijgsgevangenen, herkenbaar aan hun hooge mutsen. Aan alle groote huizen staan Feldgrauen, trekken er binnen, treden er uit, of kijken uit de vensters van 't gelijkvloers op hun gekruiste armen steunend. Bestendig verontrust voor een onwillekeurig verzuim, loeren de slenterende soldaten rond, of ze geen overheid ontwaren en slaan in geval van wel, eerbiedvol op een geregelden afstand aan, door een sierlijk-korte handbeweging naar de slaap beantwoord of heelemaal onopgemerkt gebleven. Onder de Verloren Broodbrug nadert een stoomboot. Muzikanten op 't dek blazen schetterend op kopertuigen; een groep vormt zich om over de leuning te kijken; een drietal studenten, met een paarsen of gelen band rondom de pet, zien als uitdagend om, bespiedend, of eenig vijandig gebaar der omstanders op hen is gemikt, tuk op wederwraak.
De dokters, die eertijds reden, gaan te voet, of gebruiken hun fiets. Alles, alles is in de macht der bezetting. De aangeslagen wol is betaald. Nu meldt een verordening, dat alle huiden tot die van mollen toe moeten aangegeven worden evenals alle naai- stop- en drieggaren uit de winkels.
De Gemeenteraad heeft geen ontslag gegeven maar weigert te zetelen voortaan. Dicht bij 't Stadhuis komt schepen Coppieters, ontslaggever uit zijn rijtuig. De op het plein aanwezigen groeten met eerbied: een zwijgend protest tegen de plaatsvervangers van 't College. Men verzekert, dat de nieuwe burgemeester Kuenzeroorsp.: Kuenzen noch vlaamsch noch fransch kent.
Weder staan er namen van drie op 28 maart doodgeschotenen in de krant, waaronder een parijzenaar. Paignoir, hij had een fabriek van verwarmingstoestellen te Croix-Wasquehal bij Rijsel. Weduwnaar met éen kind, had hij veertien dagen voor de terechtstelling de zuster zijner vrouw, in extremis gehuwd. Hij mocht zijn eten laten brengen. Dit deed ze zelve. Op dien morgen kwam ze er ook mede aan.
"Uw man heeft geen eten meer noodig," zei haar de schildwacht aan de Schijfschieting. Ze kreeg een brief van den gefusillieerde. Daaruit blijkt, dat hij heel den nacht geschreven had, uur voor uur, al zijn indrukken. De hand is krachtig in 't begin, doch verzwakt en is uiteenloopend op het laatst. De brief is vier bladzijden lang. Hij schrijft: "Middernacht. Alles is stil. Drie uur: mij worden ververschingen aangebracht. Ik moet ingedommeld zijn geweest. Ik was daar zoo even het bewustzijn kwijt... Kwart voor 6: het noodlottig oogenblik is daar... moed. Mijn medeveroordeelden verschijnen onder soldatengeleide... de dag breekt aan... Vive la France!"
De burgemeester Kuenzer krijgt een jaargeld van 50 duizend mark, de schepenen — er zijn er nu vijf benoemd — van 25 duizend, verzekert men.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1918
<<april>>
ZoMaDiWoDoVrZa
 123456
78910111213
14151617181920
21222324252627
282930    
       
logo CTB