<>

1917-02-03 (2 berichten)

Bekendmaking: [261]
[261]Een nieuw mapje begint met deze 'bekendmaking'. Loveling merkt in een nota op dat er heel veel ontbreekt uit de periode die nu begint, januari en maart zelfs volledig. Ook de laatste weken van 1916 ontbreken, maar mogelijk heeft ze kort na de huiszoeking een tijd weinig of niets durven te schrijven.
Het verlies van een eenzelvigheidskaart of de wederrechterlijke benuttiging er van wordt gestraft met een boete van 1.000 mark of zes weken gevang. Er kan ook geldboete en gevangenis gelijktijdig worden uitgesproken.
De Etappen-Inspector
> | Zaterdag 3 februari '17.
"Hebt ge die bommen hooren vallen vannacht?" vraagt men mij.
Ja ik heb die bommen hooren vallen; iedereen heeft ze gehoord. Ik heb gemeend, dat ze boven mijn huis ontploften; al degenen met wie ik sprak, hebben gemeend, dat het het boven hun huis was.
Hoe gebeurt zoo iets. Wat zijn de indrukken van hen, die het beleven? Ik tracht ze te rangschikken: ge gaat slapen om tien uur. Sedert negen uur zit ge bij een heete kachel — indien ge gelukkig eens goede kolen bezit of met heel veel hout hebt gestookt. Ge zit bij een soort van nachtlichtje: varkensvet in een klein glas met het pitje van een eindje driedubbelgevlochten breikatoen, want wieken zijn er niet meer, door een gaatje in den scheel van een blikken doosje vastgehouden. Wat heeft het moeite gekost om het te doen branden! Het wilde of kon eerst niet, het geleek op een glimwormpje.
Ge moest in 't duister tasten naar uw stoel.
Het is allen op het hart gedrukt zooveel mogelijk gas te sparen. De voorraad kolen in het gasgesticht is schier uitgeput. En daar heel alleen, bij aankomenden nacht, bij eindelijk doorbrekend schemerlicht van 't pitje, krijgt ge bezoek, veel bezoek, maar ongewenscht bezoek, dàt van droeve gedachten, herinneringen aan alles wat er in 't verleden griefde, gij die steeds met zooveel weemoedig genot herleefdet daarin! Gedachten van tegenwoordig weereldwee en toekomstdreigementen...
Aldus gaat ge te bed. Het staat nu hier in de suitekamer. Buiten is de kou zoo hevig, dat ondanks het vele vuur zich hier en daar reeds bevrozen palmenblad op de ruiten begint af te teekenen.
Het is nog niet volle maan; maar bijzonder klaar. Wie kan het nalaten eens naar buiten kijken? Alles zoo roerloos stil in blanke winterrust; sneeuw op de daken, op de platformen, op de scheidsmuurkens van de hovingen, op den grond. vermoeid, ziek nog en moedeloos slaapt ge al spoedig in onder den invloed van een zenuwbedarende artsenij.
In eens schiet ge wakker. Het is, alsof twee ijzeren ballonnen in het zwerk tegen elkander aanbotsten en nederstorten. Ontzaglijke losbarstingen volgen, de een in de ander doordreundend. Uw huis siddert op zijn grondvesten en... in een ruitenrinkeling sterven de geruchten weg.
"Bommen!" zegt ge en richt het hoofd op om in de hemelkoepel te kijken. Ze is zoo blank, zoo klaar als ware ze van doorzichtig zilverrag, veel te klaar om er een starrenstipje in te kunnen ontdekken.
Ellenden zonder eind, wie weet hoevelen er getroffen zijn!...
Ge slaapt niet meer; nu hoort ge mitrailleuzen, doch enkel in de verte nog als de laatste dommelingen van een voorbijgetrokken onweer... Des morgens komt de dokter. "Bommen," zegt ook hij, "er zijn vannacht twee dooden en een gekwetste in het hospitaal aangebracht, ik kom direct er vandaan." Hij heeft er een kliniek.
"Ha, zoo!"
"De aanslag geschiedde juist voor éen uur, ik heb op mijn horloge gekeken — een meisje en haar broeder, dood; de andere zuster had het rechter been vermorzeld. Het is reeds boven de knie afgezet." En hij vertelt verder: "de beide meisjes sliepen in éen bed. De broeder in een andere kamer. Heel het dak werd ingeslagen. Het nog levend slachtoffer is versuft, ze schijnt geen begrip te hebben van het gebeurde: "Sylvie is dood," zegt ze, als ware 't iets heel onverschilligs en dan: "mijn been doet zeer.""
"Wat is het eigenlijk geweest?" vraag ik. "Het wordt verschillend uitgelegd: de eenen beweren, dat een zeppelin door vliegers werd achtervolgd en hij, om hooger op te kunnen ontsnappen, bommen als ballast uitwierp; anderen verzekeren, dat de gealliëerden er belang bij hebben [262]
[262]'Er' en 'bij' zijn toegevoegd door Basse.
om een sluis der Terneusche vaart te vernielen, wat de onderzeeërs in hun uitvaren hinderen zou."
Een weinig later in den morgen komen vrienden en bekenden aan:
"O wat ben ik geschrokken," zegt de in rouw volhardende Juffrouw uit het Klein Begijnhof, "ik meende, dat mijn laatste uur geslagen was. Ik trok mijn peluw boven mijn hoofd. Het schijnt, dat het een doelmatig middel tot zelfbehoud uitmaakt."
"Onnoozele meid, denkt ge dat bommen, die torens stuk slaan, zich zouden laten stuiten door een vederen peluw?"
Dat had ik al weer niet moeten zeggen. Waarom iemand zijn vertrouwende begoocheling ontnemen?
Als uit de lucht gevallen ziet ze mij angstig aan.
"Ge zijt zeker ook kalm in uw bed gebleven?" vraag ik aan een andere dame.
"In mijn bed!" herhaalt ze verontwaardigd, "in mijn bed! Wel neen, ik ben opgesprongen; ik en al de kinders liepen rondom het huis."
Velen hebben het gedaan. Naar ik verneem, moet er schier overal ontreddering ontstaan zijn, iets als de opschudding in een mierennest, wanneer de achtelooze spade van den tuinman het omgespit heeft.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<februari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
    123
45678910
11121314151617
18192021222324
25262728   
       
logo CTB