<>

1915-08-07 (1 bericht)

> | Zaterdag 7 augustus 15.
Gisteren om vijf uur rijtuigtoer door het Park. Enkele wandelaren, dames met een haakwerkje of in een boek lezend op de banken. Voor het feestpaleis een groep genezende gekwetsten, bleek, zwak nog meestal, melancholisch wat voorbijkomt aankijkend...
Eensklaps een gedruisch van naderende voeten achter ons. Het paard ging traag op stap. Het zijn soldaten komend van het front. Ze halen ons in en trekken voorbij: een vijftigtal, zwaar beladen, ransel, veldflesch, geweer, patronen rondom 't lijf, dolk of — bij de officieren — degen op zijde.
En zij die ons vergast op die rijtoer, ziet hen na en zegt: "Wat zijn ze machtig toch! Slecht nieuws van den oorlog. De Duitschers zijn in Warschau!"
"Zoo!" "Ja," bevestigt ze, "het stelt zich erg aan voor de bondgenooten. Eens Rusland verslagen, komt hier het groote duitsch leger, dat ginder opgehouden wordt. Het bereikt Calais, vandaar uit bombardement op Londen. De zee is gesloten. Wat blijft er anders over dan een verootmoedigenden vrede voor de Entente."
Ze weet dat van een duitsch officier. Misschien valt op die droeve voorspelling wel wat af te dingen. Maar deze bewolkt toch zwaar den hemel der verbeelding, die nog steeds vertrouwen had in den triomf. Het gespan houdt stil voor de poort van den rijtuigmaker te St. Amandsberg. Rijtuiglantaarnen zijn daar voor een klein herstel en worden afgehaald. Hier is het, dat de ketels brandende benzine door het dak van 't huis neerstortten en waar slingeringen van vuur langs de paden kronkelden, hier waar de hand der dood op de verzengde boomen lag.
Eens even uitgewipt om waar te nemen, hoe het er nu uitziet.
Helaas! Jonge scheutjes hebben een herleving op de stammen beproefd, maar moesten bezwijken in den strijd voor het bestaan. Nauw uitgebot, nauw groen ontplooid, zijn ze machteloos opgekruld en bengelen aan de stengeltjes slap in den wind als uitgerafelde flardetjes of liggen op 't verbrandeoorsp.: verbrandde loover ook.
Wij zitten weder in de victoria.
De rijtuigmaker is bezig met het aandachtig toeschroeven der lantaarnen zijds daaraan.
"Nieuws van uw zoon, mijnheer?"
Hij kijkt op van zijn werk met een strak gelaat als uit steen gehouwen, een gelaat als kon geen uitdrukking noch blijde noch droevig zich meer verspreiden daarover.
"Neen, niets."
"Hoelang is het geleden, dat hij schreef?"
"Vier maanden nu. Hij gaf geen adres. Hij mocht het gewis niet doen. Er stond enkel op den brief: "Uit de loopgraaf."
"Treurig, treurig."
"Ja, treurig," herhaalt hij als een echo, zonderdat een spier van zijn aangezicht vertrekt, zonderdat een toon van wee over zijn lippen komt.
En met blikken — nooit te vergeten door wie ze zag — blikken van stomme vertwijfeling, volgt hij, met zijn gereedschap in de hangende hand, 't vertrekkend rijtuig na.
Geen onzer, die nog spreekt onder het voortrollen der wielen en het vlugge rennen van het wakker paard: de Duitschers in Warschau, ons land ten gronde gericht, dorpen en steden in gruis. Ons volk verhongerend, de winter vol bange verwachtingen, die nadert voet voor voet... al die onversaagden dood, al de overblijvenden aan het front, het noodlot trotsend, strijdend als leeuwen in hun bevrijdingszucht. Kan de zege hun nog zijn?
Wat akelig zinnebeeld, die jonge, verwelkte, scheutjes tusschen 't dorre loover ginder in dien vernielden tuin.
Onvermijdelijke eind-nederlaag?
De avondhemel stapelt hooge, zwartgrauwe wolkenbergen op aan den horizont.
Een last van lood beklemt de harten.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1915
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
1234567
891011121314
15161718192021
22232425262728
293031    
       
logo CTB