<>

1917-04-11 (1 bericht)

> | Woensdag, 11 April 1917
Een dag van Broodnood.
Gisteren was 't: een dag uit den hoop zoo als er reeds vele zijn geweest. Geen aardappelen in huis. De meid zou gaan smokkelen. Een plaats is aangewezen op het grondgebied van St.-Denijs, waar er te krijgen zijn, anderhalf uur ver. Intusschen moet ook voor brood worden gezorgd. Ik zal gaan zien in het midden der stad. Ik heb het adres: een ouderwetsche, gekende bakkerswinkel.
Wat is het koud bij 't buitenkomen. Ge krimpt letterlijk ineen. Wilde wolken drijven, vluchtend door het ruim. Ik ben nog enkel een paar honderd meters ver, als het begint te hagelen, maar met zulk geweld, dat het bijna halfduister wordt, alles grauw om u henen.
Zou ik terugkeeren, of verder gaan? Noch het een noch het ander. Achter een huisuitsprong schuiling gezocht. Het is een grootsch schouwspel, deze ontketening der elementen.
De wind huilt rondom de daken, de hageljacht kletst neder, dik in trillende schuin beweging, onder de zweepslagen van het orkaan... En bijna zonder overgang houdt de stortvlaag op. De hemel klaart en tusschen lichte wolkenlappen piept er blauw door. Voortgegaan, maar 't is glad, al smelten de korrels bij oogenzien.
En nu verduistert alles weder: een nieuwe bui, wat minder hevig dan de eerste toch.
Den stap verhaast tot aan de woning van den kunstsmid in ijzer, dien ik ken.
Met geweld aangebeld.
Hij opent zelf. Zijn vrouw is onlangs plotseling gestorven.
Of ik wat schuilen mag?
"Zeker." Hij leidt mij door de gang. Achter de zij-glasramen staan de artistieke voortbrengselen, die ik zoo vaak aan de straatuitstalling bewonder.
Ik ken hem wel, ik ben eene zijner klanten. Wij gaan zitten in de keuken, slechts door een hoog vierkant raam klaarte ontvangend. Nu is 't er duister schier. Ik ben daar nog nooit binnen geweest.
"Wil ik 't gas aansteken?" vraagt de man.
"Neen, neen, onnoodig, mijnheer, wij zien genoeg." Hij komt zeker uit de smidse zijn gelaat en zijn handen zijn zwartachtig bezoedeld, ook zijn kleederen. Hij is oud. Hij lijdt aan een verzwakking van 't gezicht. — Zonderling, dat zulk een ramp niet zelden den kunstenaar treft, die meer dan iemand zijn oogen noodig heeft, evenals de toonkundige welke meer dan de gewone stervelingen aan doofheid schijnen blootgesteld. Die keuken ook is vuil, de kachel ongepoetst, de stoelen ongeboend en de tichelvloer is brokkelig.
Hoe komt het toch, dat ze iets gezelligs heeft? Is het dat bewoonde, gebruikte, versletene? Ik weet het niet, maar hier moet geluk hebben bestaan, hier in dat warme, onooglijk levensnest...
Hij haalt een homp brood uit een schapraaioorsp.: schrapaai "Kijk eens, mejuffrouw, wat ik eten moet, ik man van zeventig jaren." Ik zelve hoef zoo ver niet te komen om dergelijk brood te zien: grauw, niet opgerezen, hard als een steen.
En nu 't gesprek over den oorlogstoestand, het onvermijdelijk onderwerp.
"Er is vandaag nog een door den kop geschoten in de Schijfschieting," vertelt hij. "Ha zoo!" een dergelijk bericht doet toch telkens een griezelende siddering ontstaan. "Wie, een gekende gentenaar?"
"Neen, een duitsch soldaat. Juist om zes uur. Mijn leerjongen — hij is mijn petekind, een broers zoon, hij woont hier in — was als altijd naar de beroepsschool van Carels [271]
[271]Aan de beroepsschool van Carels konden zowel jongeren als volwassenen metaalnijverheid studeren. De stedelijke ambachtsschool was gelegen in de Godshuizenlaan 143. Daar was ook de school Nicaise gevestigd, voor bouwnijverheid.
gegaan. 't Is immers daarnevens. En geen van de scholieren mocht voorbij, de schildwachten aan den ingang van de Schijfschieting hielden ze tegen met de uitgestoken bajonnet."
"Waarom?" vroegen ze.
"Er wordt een van onze kameraden doodgeschoten," was het antwoord.
Ach! toch een mensch, wat of hij ook gedaan mag hebben!...
Intusschen is de lucht zeker weder opgehelderd. Een straaltje van de zon valt zelfs omhoog op den wand door 't vierkant venstertje. Dank en afscheid.
Voor de bakkersvitrien liggen hoopen van minuscule koekjes; op den voorrand ook tamelijk groote mastellen.
"Hoeveel, madame?"
"Vijftien centimen 't stuk."
Die kleine zullen halve zijn.
"Geef geheele, als 't u belieft, vul een zak."
Ze grijpt met volle hand onder de toonbank. Ik bemerk dat het ook halve zijn. Om 't even, 't is ook wel.
Ze telt en rekent ze voor groote. Dus weder — overal — oorlogsbedrog. De groote als lokvogels, de kleine voor den verkoop.
"Ik heb vernomen, dat hier brood is te krijgen, indien het bij voorbaat besproken wordt. Kan ik er morgen om een zenden?" Ze schudt het hoofd:
"Neen, thans niet meer. De bloem kost zes frank en half den kilog. Een klein broodje moeten wij vier frank verkoopen, dat gaat niet... enkel voor de klanten."
Naar huis dus ongetroost.
Het sneeuwt nu, dat de vlokken 't zien belemmeren. Naar de Koornmarkt, hier dicht bij. Hoe zeer ik het er tegen heb om den tram te nemen, zal ik het toch nog eens beproeven in mijn nood.
Op den eersten kan ik niet. Twintig menschen moeten achterblijven. Op den tweeden geraken deze. Op den derden geen plaats.
De lucht is vochtig. Wat is het aan de voeten koud in die plassen van sneeuwwater! Daar rinkelt weder een trambel. Hoelang wacht ik hier reeds aan de standplaats!...
Ik ga een schermutseling aan en dring mij door 't gewoel. Het gelukt. Ik ben binnen, met behulp van een duitscher, die mij naar boven trekt.
"Danke schön," zeg ik. Waarom niet beleefd zijn tegen iemand, die u een dienst bewijst, al is 't met vijandshand.
De meid komt thuis. Ze heeft tien kilog. aardappelen.
"Mijn armen zijn lam gedragen," klaagt ze.
En nu de beraadslaging. Hoeveel voor elk te schillen?
"Drie" stelt ze voor.
"Dat is toch wat weinig. Weeg zeven honderd gram, 't zal toch genoeg wezen." De balans uitgehaald.
In zevenhonderd gram gaan slechts vijf aardappelen. Ze zijn groot, dat is waar. Aan een frank den kilog. berekend, kost iedere aardappel 14 centimen. Jaren geleden werden ze geleverd aan zes of acht frank per honderd kilog.
Vleesch hebben wij gelukkiglijk.
Des avonds zijn er nog eenige aardappelen over: Ik zal ze voor u op de pan bakken," zegt het meisje.
"Neen, neen, eet gij ze met wat spek. Ik drink cacao, met een ei."
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<april>>
ZoMaDiWoDoVrZa
1234567
891011121314
15161718192021
22232425262728
2930     
       
logo CTB