<>

1917-08-03 (1 bericht)

> | Vrijdag 3 Augustus '17.
Sedert drie jaar woedt de strijd over Vlaanderland; maar nooit als thans sedert dagen heeft het verre kanongebulder een dergelijk stadium bereikt.
Ik verbleef te Drongen. De bodem beefde tot daar toe; de planten huiverden op hun stengels, de bloeiende kelken bogen knikkend het hoofd.
Er blies gisteren geen windje. Heel de natuur leed nochtans met den mensch door het woest gebeurende — op grooten afstand. Het geleek op oceaangolvengeweld tegen rotsen aankletsend, het was als de ontketening van een verdelgenden storm in een reusachtig oerwoud door heel het uitspansel aan den zuidwesterkant...
Het deed denken aan het "dies irae"
"Dag van gramschap en ellenden,

Die des werelds loop zal enden."

wij hadden gestaan — luisterend — aan den gevel van het hoveniershuis. Daar sloegen de daverende slagen gruwelwekkend als het ware op ons zelven neer... genoeg, genoeg wij vluchtten heen en het park in.
Het werd een heerlijke avond, dien Maandag, zoo koel en kalm. De maan, in 't eerste kwartier, nog heel bleek, laag op haar zomerbaan, had als wij een hekel aan de moorderijen; met de twee horens zat zij er van afgewend.
De blanke eenden sliepen op den wal, als groote nenuphars tusschen de lemnas [288]
[288]'Lemna': eendenkroos.
onduidelijk in schemerschijn; de oever met het stilzwijgend riet lag in diepe schaduw. Alles stond groot, hoog, dik, half vormloos, reeds donker en krachtig in het villapark; de open graspleinen blonken zilverig grijs: een geur van late rozen en heliotroop — dat paarse zonnekruid — hing in de zoele atmosfeer; bonte bloesembloei, nu vervaald, maar bij vollen dage oogverlokkend, stond op de ronde perken of slingerden in afboordsel langs de bochtige paden mee...
En weder onweerstaanbaar, door een helsche macht gedreven, trokken wij sprakeloos, aangelokt door het ontzaglijke, naar den gevel van het tuinmanshuis.
Daar sloegen de daveringen, uit de verre verte aanrollend, met gruwelklimming tegen de muren aan en kaatsten als het ware op ons terug...
En nu keerden wij ons voorgoed van die schrikkelijkheden af.
Wonderbare gevoels- en belangstelling-tegenstrijdigheden. Wij gingen kijken in een stalleken, hoe een klokhen al de kleine kippetjes van een andere klokhen, die zij zelve uit jalousie had doodgepikt, onder hare hoogopgeheven vleugels nam. Het getal met de hare er bij was zoo groot, dat enkelen geene plaats vonden en op haren rug of rondom haar naast elkander 't jijlpend neerhurkten.
Bij het naar huis keeren kwam de duitsche paardenknecht uit de staldeur.
"Ignatz, waar schieten ze toch zoo hevig?"
Hij wist het niet, zei hij. Niemand van 't leger weet iets; maar een dergelijk tempeest kwam voorzeker wel voort uit duizend verderven spuwende vuurmonden van alle soorten kaliber.
En daarop, aanslaande, begaf hij zich langs de buitentrap naar de keuken en het van de meiden te krijgen avondmaal.
De pauw met zijn thans slependen staart, die begint uit te vallen, kwam ons te gemoet, hij kent mij, ik heb hem tam gekregen, hij pikt — hoewel nog wat schuw — de brokjes brood uit mijn hand.
Ik heb er geene nu en hij vertrekt teleurgesteld naar zijn dikken slaaptak op den hoogsten boom van al de hooge boomen...
Het is heelemaal avond geworden.
En terwijl dergelijke nietigheden ons bezighouden, dreunt het afgelegen, en toch zoo duidelijk hoorbaar vuurgebulder onophoudelijk voort.
Ik keerde 's anderdaagsoorsp.: ’s anderdaag terug naar de stad in morgenvroegte. Op Mariakerkedorp staat bijna op alle deuren — zelfs aan heel kleine werkmanshuizen een zwart houten vierkant plankje met witte letters: "Belegbar mit:
  • Officier.
  • Manschaften.
  • Pferde.
  • Wagen.
De cijfers zijn van 1 tot 16 ingevuld of nog in te vullen. In de voorgeborchten van Gent is niets dergelijks te bemerken.
Al het nog op te eischen koper wordt aangeduid bij verordening: "trapstangen, kaarshouders aan pianos, koper aan briefkasten, trekkers aan de voordeuren en poorten, roedekens van allen aard" en dingen, die men nooit hooren noemen heeft.
De gommelastiek, die als hoeveelheid vijf en twintig frank kostte, gaat nu aan zeven honderd, zei een tandarts.
Er is rijst in groote mate ten behoeve der bevolking van Oostvlaanderen aangekomen. Veel van het in de amerikaansche winkels als rantsoen gekregene, wordt onmiddellijk tegen woekergeld aan de soldaten overgelaten, die het naar Duitschland zenden.
De fransche woorden op sommige uithangboorden staan 's morgens met teer overstreken. "Het zijn de Flaminganten" luidt de volksovertuiging "die het verrichten." Altijd zijn het zeker — bewust of onbewust — vijanden aan de Vlaamsche zaak, die tot zulke middelen hun toevlucht nemen en aldus de Fransquiljons in de hand werken. Het wordt betwijfeld, of er onder de zoogenaamde aktivisten geene heimelijk in dienst van de franschgezinden staan om het Vlaamsch hatelijk te maken. Frankrijk heeft hier toch zooveel bewerkt "pour favoriser les amitiés françaises..."
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
   1234
567891011
12131415161718
19202122232425
262728293031 
       
logo CTB