<>

1917-08-15 (1 bericht)

> | Woensdag '15 Augustus '17.
Hemelvaart. Gisteren morgen heel vroeg keerde ik uit Drongen te voet naar Gent terug. Wel waren mijn neef en nicht ook stadwaarts gereden, wel was er plaats in 't rijtuig voor mij; doch ik durfde de kans niet wagen. Mijn pasport is niet vernieuwd geworden; gedurende de korte landstrook (25 minuten gaans), die mij van 't grondgebied van Gent scheidt, hebben ze 't mij nooit gevraagd, maar toch zou het kunnen gebeuren. Wie niet in regel is, heeft allerlei moeielijkheden te verwachten: naar de Strafabteilung geleid, een boet te betalen, neen, neen, liever te voet.
Met mijn meid begeef ik mij op weg. Frisch, verkwikkend waait de morgenkoelte in 't gelaat en onder het haar; gemilderde zonneschijn, geen stof. Het wordt een aangename wandeling.
"Bons, bons, bons!" gaat het in eens, schijnbaar boven ons. Bommen, afweervuur!
Wat nu gedaan? De smalle landbaan strekt zich recht en heel lang zonder schaduw tot aan de kerk van Mariakerke uit. Smokkelaren, meisjes, knapen, mannen en vrouwen, meest barrevoets, met opgerolde, leege zakken onder den arm, of gevulde reeds, de twee zware uiteinden van achter den nek naar voren over de schouders hangend, gaan en komen uit de twee richtingen, kijken in de lucht en verhaasten nog den haastigen stap. "Bons, bons, bons!" Het zijn harde slagen uit den hemel neerdonderend... Geen schuilplaats voor 't gevaar van de schrapnells, waarheen? Wij staan nog aarzelend onder hooge populieren; die geven geen waarborg voor 't behoud.
"Kom, kom, wij keeren terug, ik heb de deur van de kapel op een kier zien staan."
In allerijl loopen wij er een paar honderd stappen terug naartoe. Wij zijn er zoo even voorbijgegaan, aan den "driesch", plek waar vijf boomen gegroepeerd staan en vier straten samenloopen. Zij is in rooden baksteen, die kapel — een kapel van Lourdes, zooals men ze heet, schitterend nieuw.
We zijn er nog niet. Een vreemdsoortig gerij, eene kar met soldaten komt aan. Ze roepen iets. Is het naar ons? Neen, ze vragen den weg aan een boer op 't land. Ze lachen luid bij 't zien van onze vlucht. Ze hebben geen schrik, zij, de steeds in gevaar verkeerenden...
Wij zitten in de kapel op lage kerkstoelen. Het ruikt er naar... zal ik zeggen wijwater? Een zonderlinge reuk aan kapellen eigen, gemengd met waskaarslucht. Een gekleurd beeld der Lievevrouw staat op 't outer [289]
[289]'Outer' is wellicht een oude, regionale nevenvorm van 'altaar'.
tusschen twee tuilen van gemaakte bloemen.
Het is merkwaardig en het treft mij telkens, hoe binnen zulke landelijke bidplaatsen in eens de stilte, een diepe stilte, u omgeeft. Het is alsof die stilte luisterde naar 't suizelen van den wind in de kruinen boven haar, alsof alle levensuiting buiten deze plaats plots opgeschorscht ware.
Het vreeselijkste is voorbij. Het luchtgevecht schijnt zich te verwijderen, allengs houdt het op.
"Kom, wij zullen 't wagen om voort te gaan."
De overgang uit dat halfdonker met de schitterkleuren van 't geschilderd glas, maken bij het uitkomen ietwat zonneblind.
Bij ondervinding weet ik, dat zulke luchtaanvallen dreigend blijven, meer dan eens herbeginnen en het gevreesde niet over is voorgoed.
En wij maken spoed langs den blooten, rechten landweg. Toch bemerk ik hier en daar nieuwsoortige rapenvelden, met blauwachtiger groen en anders gevormde bladeren: het uitheemsche doet zich gelden tot in de vruchten van het veld...
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
   1234
567891011
12131415161718
19202122232425
262728293031 
       
logo CTB