<>

1917-08-30 (1 bericht)

> | 30 Augustus 1917. Donderdag.
Pennetrekjes:
Een jongen van zeventien jaar, wiens naam begint met De V. ging naar 't Meldeamt, toen de beurt aan de letter D. was.
"Mis," zei men hem. Hij moest zich volgens de letter V gemeld hebben.
Hij wist het niet. Dertig mark boet. Zooveel bezat hij niet. Een arme jongen, werkman bij een tuinbouwkundige, dertig mark boet!
Gevang? Dat schrikbeeld der gestraften, de voorvoeling van elken nood, van alle ontbering en van dagenlange ergernis... Een goede ziel, een buurvrouw, erbarmde zich over zijn lot. Moedig deed zij een omhaling in hare straat — een straat van arme menschen — en gaarde, o wonder! Vijftien frank op.
Schoorvoetend trok de knaap ermede naar de Stafabteilung of de Kommandantur — ik weet niet, waar zoo iets betaald wordt — en verklaarde, dat hij niet meer geven kon. Men nam het geld aan, hij was ontslagen van de straf.
Op welken grond? — Omdat zijn vader in het Arsenaal voor de Duitschers werkzaam was. Ze weten alles toch!
Ik speel soms schaak. Een vriend kwam mij bezoeken. Wij zouden een partij of drie doen. Eerst koffie drinken.
"O wit brood!" riep hij uit, "welk een zeldzaamheid, indien mijn vrouw 't geweten had," — en hij glimlachte — "zou ze voorzeker meegekomen zijn. Hoe raakt ge daar toch aan?"
"Ja, als zieke met een getuigschrift van den dokter krijg ik twee witte brooden in de week."
"O, hoe lekker!" vond hij, "hoeveel weken zou 't geleden zijn, dat ik geen wit brood meer proefde!"
Lekker! Dat vind ik niet, het komt mij altijd voor, alsof er pleister of kalk, of ten minste boonenmeel in den deeg vermengd was.
"Nog, nog," drong ik aan, toen er een drietal boterhammetjes overbleven.
"Voor u," zei hij grootmoedig, den kleinen voorraad met het oog streelend en hem mij toeschuivend.
"Neen, dank u, ik heb genoeg."
Toen vroeg hij, na een zichtbaar-verlegen aarzeling, "mag ik ze mededragen voor mijn vrouw? Ze droomt er van nog eens wit brood te eten."
"Zeker, zeker," blij iets te kunnen doen voor hen, die mij met vriendschapsblijken overladen. En een wit papieren zak werd aan de meid gevraagd en de gewaande lekkernij zorgvuldig daarin geborgen als thuiskomstgave aan zijn eegaoorsp.: ega.
Oorlogsarmoe!
Dat zijn schatrijke menschen; toonbeelden van vrijgevigheid, die 't op geen kosten zien die wonen in een soort van paleis, zoo groot, zoo rijk gestoffeerd is het te hunnent...
Een mijner neven is aan het hoofd van een bureel, ingericht voor wat de voeding der bevolking betreft. Hij kreeg bericht van de bezettende macht, dat hij op zijn bedienden de drie vierden moest aanduiden onder degenen, die 't best konden vermist worden — om ze door vrouwelijke beambten te doen vervangen. Aanduiden? Een keuze doen tusschen hen voor wie allen het een levensquaestie was? Vaders van familie, lieden in hun handel gestuit; gestudeerde mannen, uit nood gedwongen een nederige bediening waar te nemen; menschen, die schulden af te korten hebben; steun van ouders, van kranken, van jongeren in huis, misschien... wie hier te behouden, wie uit te sluiten, en naar Duitsland te laten sturen om te werken voor den vijand, wie?
Hij weigerde een schifting te doen.
Hoe zal de zaak eindigen? Door het werpen met de dobbelsteenen, wie weet? Een beslissing is nog niet gekend.
Veertien dagen geleden kostte de koffie dertig frank den kilog. Nu staat de prijs aan twee en veertig.
Een nicht vertelde mij, dat twee buitenmeisjes, welke voor haar vleesch, eieren en boter — deze laatste aan twee en twintig frank den kilog. — smokkelden met heel hun voorraad aangepakt zijn. Alles afgenomen, daarbij een boet van honderd mark opgelegd.
"Ik zal ze betalen," zei de dame.
"Och," antwoordden ze, "wij zijn zoo arm, wij zullen 't gaan verzitten in 't gevang en wilt ge ons een schadeloosstelling geven, Madame, wij zullen u heel dankbaar wezen."
En het geschiedde naar hun woord.
Ze meldden zich bij haar aan, zoodra hun straftijd uit was.
"God!" vertelde ze mij, "welk een verval op die korte dagen! Slechte slaping, schier geen voedsel, jammerbeelden waren ze."
Het spreekt van zelf, dat hun alle kosten van aangeslagen waren vergoed werden. In een opwelling van medelij kregen ze de honderd mark boete toe.
Zondag laatst, op een klein vriendendiner, zat ik naast een wijnkoopman, slachtoffer zijner onachtzaamheid: weken geleden zond hij naar een klant op een nabijgelegen dorp flesschen wijn ter bedrage van driehonderd franken. Hij meende alle rechtsvormen te hebben in acht genomen en was volkomen gerust. "Hichtgenehmig" stond er op den korf. Hij kent geen Duitsch en geloofde, dat zulks beteekende: "niet aan te slaan."
Weldra kreeg hij bericht, dat heel zijn zending verbeurd was verklaard en hij een boet opliep van honderd mark voor ongeoorloofd wijnvervoer. Verzet daartegen; verklaringen van goede trouw, niets hielp, betalen moest hij tot den laatsten cent.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
   1234
567891011
12131415161718
19202122232425
262728293031 
       
logo CTB