<>

1917-08-19 (1 bericht)

> | Zondag 19 augustus '17.
Welk verschrikking verleden nacht. Het moest nog voor half elf zijn: een ontzaglijk schot schijnt alles te plet te slaan. Andere slagen volgen kort op elkander uit de lucht of op de aarde verward en verwoed.
In het bed blijven, ondanks de onmogelijkheid elders ook het gevaar te ontvlieden? Neen.
Tastend in het duister grijp ik de hand der meid, die als een verschuwde hinde mijn kamer is binnengesprongen, en wij dalen struikelend de treden af.
Van op de eerste trapzaal zie ik den hemel glinsteren van diamant als bij wintervorst; en daarover zweven van laag naar omhoog, bestendig wuivend — gelijk aan de glanspluimen van een staartster — de lange zoeklichten, die de vijand op de engelsche vliegers uitzendt.
En onophoudend gaat het bliksemend krijgsvuur voort tusschen het kort verpoozen van het verre veldgebrom...
Wij zetten ons op de beneden trap, die naar de kelderkeuken leidt, onder al de trappen van het hooge huis wanen wij eerst in veiligheid te wezen. Maar het tocht er en nu komt de twijfel. Viel er een bom binnen, wij zouden onder die massa treden verpletterd worden. Beter in de voorkamer gaan. De buitenluiken en de luiken in de suite aan den tuinkant zijn toe. Het is er zwart donker als in een graf. Ik heb niets mede dan een dun wollen sjaalken en trek een licht sophakussen ter verwarming op de knieën.
En aldus luisteren wij naar de ketterslagen [290]
[290]Er staat wel degelijk 'ketterslagen', maar misschien bedoelde ze 'kletter-' of 'knetterslagen'. Omdat daarover geen zekerheid te krijgen is, is het origineel hier overgenomen.
te allen kant om en rondom ons, en schijnbaar ook boven onze hoofden losbrandend. Nu en dan rinkelt er een vallend shrapnellstukje op de bestrating en ook, glasbrekend, op de veranda of het steenenpad van den tuin. Geen mensch, die in de buurte roert. De tijd is voorbij, dat de bewoners elkaar van op hun balkons en van uit hun vensters wederzijdsche indrukken toeriepen bij 't projectilenslaan. Enkel loopt er iemand heel vlug langs de straat. Te oordeelen naar 't geluid draagt hij geen duitsche zolen met nagels beslaan; ook een paar rijtuigen rollen over den Steenweg. Gaan ze op verkenning uit of de gekwetsten en de dooden halen om ze naar het lazaret te voeren?...
Eensklaps krijg ik een scherpe pijn aan een been juist boven den hiel. Ik voel: De huid is afgeschrapt tegen den looper van de traptreden. De kleine wonde bloedt.
Wat heeft dit te beduiden bij de moorden op groote schaal, die elk uur plaats grijpen!...
Het heeft twaalf geslagen, het slaat half éen, en opvolgentlijk éen en... eindelijk houdt het knallen op en is er geen luchtgeronk van vliegers meer te hooren. Wij houden 't nog een half uur of zoo uit en; wonderlijk genoeg, komt, na al die heftige gebeurtenissen, de onverdrijfbare slaapbehoefte en — steeds tastend af en toe een lucifertje kratsend — bereik ik mijn kamer en mijn ledikant.
Dezen morgen van af acht uur vlamde — achteloos van den Hoogdag — reeds met blauwachtigen schijn het komfoor van een loodgieter, die bezig was op het platform van mijn linker buurman de schade te herstellen, die een shrapnell fragment er in gemaakt heeft. Op de straat waren menschen bezig de kleine brokjes metaal op te zoeken.
Zeventien personen zijn gedood op den Brugschen Steenweg.
Mijn nicht Alice komt van buiten nog heel ontsteld. Haar rijtuig wacht aan de deur. Zij heeft al de aangerichte verdelgingen gezien: gevels neergeslagen, putten in den grond; een hofstede, waar verongelukten en verminkten liggen; een koe met den ijzeren halsband nog aan, verkoold evenals haar kalveken in het stalleken daarnaast; een fabriek van phosphat in gruishoop.
"Herinnert ge u," vraagt ze, "de laatste maal, toen ik u afhaalde om naar Drongen te komen, dat ik een boodschap in dat huis had en de dame mij tot aan de straatpoort begeleidde?"
Ja, heel goed, ik was in 't rijtuig blijven zitten en ge praattet nog wat terwijl ik wachtte: een nog jonge, hoogblozende dame, gezet, met een witte blonde man, die zoo vriendelijk ook naar mij groette, toen het gespan voortreed...
"Zij is onder de puinen van haar huis op de straat gevlogen; eerst 's morgens kon men ze vermorzeld van onder de bouwmaterialen uittrekken. Ze lag door een straatvenster, toen het gevecht plaats had. Haar man, die lam is, en de non, die hem verzorgt, hebben geen letsel.
Gruwelijk! en het treft vooral, wanneer men het slachtoffer kort te voren, blozend van betrekkelijke jeugd en gezondheid heeft gezien.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<augustus>>
ZoMaDiWoDoVrZa
   1234
567891011
12131415161718
19202122232425
262728293031 
       
logo CTB