<>

1915-03-10 (1 bericht)

> | Woensdag 10 maart '15.
"Wilt gij de Hel eens zien," had Anseele, de alombekende leider der socialistische partij in Vlaanderen, en schepen der stad, mij voorgesteld.
"Ja," was mijn antwoord. Dag en uur werden bepaald. Dat gebeurde gisteren. Op klokslag 9 stond het auto voor de deur: met "Stad Gent, Ville de Gand" er op: Ik was ingestapt. "Wij zouden kunnen moeielijkheden hebben, draagt gij een bewijs van identiteit op u?"
"Terugkeeren? Mijn pasport halen?"
"Neen, wij zullen 't zonder riskeeren."
Op het uiteinde der Coupure wees hij mij een zeer grooten oorsp.: houten houthandel cour, vroeger hoog met planken beladen, nu schier ledig:
Alles opgeëischt voor hun borstweringen."
Wat verder stonden vele vrachtwagens, volgeladen met onbewerkt vlas. Aan een halfvollen wagen waren werklieden bezig pakken aan het opeischenoorsp.: aan pakken opijschen. "Alles voor Duitschland."
Wij reden langs den oever der Brugsche vaart. Voor een groot gebouw in vuilgeworden baksteen bleef de auto staan. De portierster leidde ons in een wachtzaaltje: "Een muts, een mantel," gebood mijn geleider. En dat werd aangebracht, alles frisch, glimmend gestreken. De muts was een zoogenaamde cornette [75]
[75]'Cornette' (Fr.): nonnenkap.
met lange, gekroesde fril, [76]
[76]'Fril' (cf. Eng 'frill'): een strook gevouwen stof, die bedoeld is als versiering.
zooals ik er als kind door oude vrouwen heb zien dragen. En daarmee aan naar de fabriek.
Het hoofd wordt in eens duizelig van het machtig geronk daarbinnen, ten minste voor wie er niet aan gewend is: alles draait en ronkt en stampt en kraakt in onophoudende bedrijvigheid der machienen, verstommende voortbrengsels van het menschelijk vernuft: zoo ingewikkeld van raderwerk, zoo ineenpassend als doel. Jammer dat al dat vernuft nu dient voor wederzijdsche menschelijke vernietiging.
Die machinenkracht zoo zeker, zoo geweldig, treft tevens door het zachte, dat er in ligt. Ge zoudt geneigd zijn om die zoo gevaarlijke lederen banden met de vingers te beroeren om ze te voelen opdraaien of nedergaan.
Wat ik daar allemaal zag, ligt verward als een chaos in mijn brein: bobijnen, weven, dradenknoopen, spoelen op spillen stellen en afnemen en wat niet al. Meisjes en vrouwen, meestal jong, ook in 't linnen, met een muts op als de mijne, waren ieverig [77]
[77]'Ieverig': oude variant van ijverig.
aan het werk. Aankomende jongens evenzoo.
Bij het verschijnen van hun aangebeden bestuurder ontspanden de trekken zich tot een blijde uitdrukking, in zijn geleide deelde ik in de sympathie en werd ik ook minzaam toegeknikt en aangelachen.
"Hoelang moeten die menschen het hier in die stiklucht uithouden?"
"Tien uren daags."
"Denken, — is dat mogelijk hier in al dat geronk?"
"Neen, maar de wevers kunnen dat. Het soort van hun arbeid brengt dat mede."
Wij zagen 't vlas bewerken van af de grondstoffe, bruin en ruw, tot de fijnste, zijige draden, schier als wit haar zoo zuiver en zoo kundig door een machien als een hand met vingeren vastgegrepen en voortgedreven. Ik zag een man aanoorsp.: [78]
[78]Ofwel is Loveling het woord 'aan' vergeten te schrijven, ofwel ging het verloren op het einde van de regel, doordat het papier is afgebrokkeld. De eerste optie is het meest plausibel.
een toestel staan, die niets anders te doen had dan al zijn krachten te gebruiken om een slot klinkend toe en open te draaien. Helaas! hoe geestdoodend moet zoo iets wezen.
"Wilt ge u een beetje warmen?" werd schertsend voorgesteld door een werkman en een deur geopend. Een hevige, vochtige hitte steeg er uit, bedwelmend ademafsnijdend en de brilglazen bedoomend. Trappen waren af te treden. Wat daar verricht wordt, weet ik niet meer, maar toen mijn blik wat den damp kon doorbooren, zag ik er mannen, grijzaards met baarden, als vlugge schimmen bewegen.
En nu naar de continus... [79]
[79]'Continus': een nieuwe soort, uit Engeland overgekomen machines, die in principe continu konden werken. De mensen die met die machines werkten, werden eveneens 'continus' genoemd.
Meisjes met bloote halzen, armen tot aan de oksels naakt, korte rokjes, bloote beenen en... bloot niet alleen, maar alles nat, druipnat, stonden of liepen ze daar, in sterk machienengedruisch, aan hun slaventaak bezig.
Het oog ook wordt nat bij zulk een hartbrekend schouwspel: "de Hel," had Anseele gezeid... Ja, het was de hel in al haar akeligheid.
De beveiligheidspij afgelegd en verder om de instellingen, die reuzeninstellingen van "Vooruit" te zien en te bewonderen, wat doelmatige samenwerking vermag: de brouwerij, de suikerijfabriek, de koffiebranderij, de voorraadmagazijnen, de bakkerij, waar dagelijks zooveel duizenden brooden gebakken worden: alles machienewerk: groote ketels rijzende deeg, met stalen lepels door raderwerk omgeroerd, uitgeschept en in vaten op wagentjes vervoerd naar troggen, waar mannen dien deeg kneden en broodvorm geven. Op groote ijzeren platen ten getalle van twintig of vijfentwintig worden de brooden in den oven geschoven en na dertig minuten komen ze er als verguld uit. Allerlei kleingoed is er te verkrijgen. Wij bezochten ook de katoenspinnerij, groot luchtig, heelemaal modern en verschillend van de vlasspinnerij, die sedert lang bestaat en van "Vooruit" werd overgenomen.
In het groot vierkant van het kleedermagazijn op de Vrijdagmarkt, vier verdiepingen hoog met open galerijen, was geen mensch te zien.
Alles gevolg van oorlog en gedwongen spaarzaamheid. De maatschappij wint nog dagelijks leden aan, met honderden op heel kort tijdverloop. Ze bezit behalve vele apotheken zes en twintig hulphuizen in Gent. Het was éen uur toen onze tocht afliep:
"Nu hebt ge een anderen blik verkregen op sommige maatschappelijke toestanden," zei Anseele glimlachend bij het afscheid.
Ik had veel gezien, waargenomen en geleerd dien dag... doch van in mijn kinderjaren ben ik in een midden van gedachten en leerstelsels van democratie en medelijden met volksellende grootgebracht. Het geleek hier veelmeer een heropwekking van het reeds in mij bestaande, een voleindiging dan iets vermoeds of verwachts.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB