<>

1915-03-31 (1 bericht)

> | 31 Maart 1915
Nieuw protest tegen de bewering van de Redactie der "Vlaamsche Post", die beweert, dat verscheidene der eerste onderteekenaren hun sympathie betuigden met goeden raad hebben bijgestaan.
De ondergeteekenden verklaren, dat zij noch raad, noch geld, noch sympathie aan de Redactie van de Vl. Post gegeven hebben noch beloofd. C. De Bruyne, Paul Fredericq, G. D. Minnaert, A. Siffer.
Vrijdag is een duikboot door een deel van de stad gevaren, begeleid door hulpbooten en veel militair. De nieuwsgierigen werden op afstand achteruitgedreven. De duikboot kwam van Antwerpen en vaarde de Schelde op. De bladen maken er geen gewag van. De stad scheen dezen morgen bij mooi weder als uitgestorven. Schier geen menschen te zien langs de boulevards. De brug aan de Visscherij, waar de boot voorbijvoer, wordt door een schildwacht bewaakt.
Het dochtertje van een nijverheidsbestuurder had aan een vriendin iets geschreven over een captiven zeppelin. De brief werd onderschept. Het kleine meisje moest zich vrijdag verantwoorden voor de Kommandantur. Uitslag onbekend. Ik heb ze hooren vertrekken verleden nacht, in twee opvolgende, groote benden, met zware krapstappen. Ze zongen. Er was helle volle maneschijn. Het moest ongeveer twee uur zijn.
"Die Toden reiten schnell," dacht ik weder; ik hoor altijd hetzelfde, ik denk daarbij altijd hetzelfde. Ik schrijf hetzelfde neder.
Medelijden, afgrijzen, diep menschenwee bestormt mijn hart. Akelige beelden rijzen voor mijn geest op; al die jonge mannen, welke zingen met opgeschroefden moed, die kinderen en zieken uit den slaap opwekken, wat zijn zij anders dan weldra begravenen, toekomstige geraamten, doodshoofden!
Misschien was ik verleden nacht nog heviger dan gewoonlijk door dit alles ontroerd. Ik was des namiddags in damesgezelschap geweest. Eene dezer, dochter van een mijner kindervriendinnen, was er ook. Haar eenige gehuwde dochter is met haar man en haar driejarig kind naar Holland gevlucht, sedert zes maanden, kan die moeder, echtgenoote van een magistraat geen pasport krijgen om ze eens te bezoeken, ondanks vele daartoe aangewende stappen. Twee maanden geleden ontving ze bericht — een officieel bericht — uit den staf van het fransch leger — dat haar zoon, ook een eenige, in de omstreken van Kales [86]
[86]Waarschijnlijk bedoelt Loveling Calais.
ziek lag in een hospitaal. Die brief was een heele maand op weg geweest. Geen enkel nieuws meer in 't vervolg. Leefde hij nog, was hij lang reeds dood? Dit was het altijd en altijd wederkeerend gesprek tusschen haar en haar man:
Laten wij toch voortdurend hopen," zegt zij.
"Neen, neen," antwoordt hij, "verwacht u aan het slechtste. Weet, dat ge hem nooit zult wederzien."
Wij zwegen allen, hoofdschuddend haar aanstarend in wrang gevoel van sympathie.
En zij hernam: "Soms beeld ik mij in, dat hij daar eensklaps voor mij staat, mij om den hals valt, glimlachend: "Moeder, moeder, hier ben ik weder!" Ook des avonds in de stilte van onze eenzame straat, waar ik alle gezichten ken, terwijl ik hoopvol luister naar een voetstap, die nadert, aankomt en voorbijgaat en wegsterft, is het telkens een teleurstelling, een dwaze, want in den grond weet ik best, dat die stap niet voor ons is bestemd..."
"Maar het gebeurt ook, dat de stap aan de deur ophoudt, dat een geslier op de stoep — het duidelijk een bezoek aanmeldend, en toch nauw hoorbaar geruisch, dat den belklank voorafgaat, slechts voor ingewijden vatbaar — mij uit de gepeinzen trekt en mij van mijn breiwerk voor den arme doet opkijken met poppelend hart:"
"De bel gaat over! Zou hij het toch wezen, de tevergeefs verwachtte."
"Ach hij is het niet, hij is het nooit, enkel een vreemde stem, die ergens een boodschap voor de keuken aanduidt, wekt mij uit de vluchtige begoocheling op..."
En zij ging voort na een diepen zucht: "De naaister vertelde gisteren, dat een vrouwtje in hare buurt onlangs 's nachts werd opgeschrikt door een stampen op de voordeur. Ze sprong op; ze ging openen: het was haar zoon, die uit een ambulance terug werd gebracht na genezing, maar... in een korf en met de twee beenen af! De moeder, die aan een hartkwaal leed, bezweek des anderendaags. Ik griezel," zei ze, "bij de voorstelling van zulk een wederzien," en zij huiverde inderdaad.
Deze dame is groot, mooi, ziet er nog tamelijk jong uit; zacht in bewegingen en spreektoon. Geen klacht komt over die lippen. In allen eenvoud, diep in der aanhoorders hart doordringend, vertelt zij die levensweeën. De oogen — als ze zwijgt — kijken strak voor zich uit, als luisterde zij tevens naar geheime ingevingen, die voor hare omgeving verborgen blijven. De geweldigste jammerklachten zouden minder meelij-echos wekken dan die stil verduurde menschensmart...
Er wordt medegedeeld, dat de staf van Thielt naar Gent is verplaatst.
Goed nieuws voor ons?
Slecht nieuws voor ons?
Niemand weet het te zeggen.
De prins van Würtemberg, bevelhebber van de 4de Armee, heeft zijn intrek genomen in het huis van een bekenden edelman. Deze kreeg drie dagen om het te verlaten met zijn personeel. Misschien — naar men beweert — is dat verblijf maar tijdelijk.
Personen, welke gevlucht waren en die terugkeeren, sedert hun huis door Duitschers is bewoond, worden eenvoudig door de overrompelaren aan de deur gezet.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB