<>

1915-03-29 (1 bericht)

> | Maandag nog 29 Maart.
Dezen morgen, voordat de dagklaarte het op de schemering won, waren aanhoudende trommelslagen te hooren: soldaten naar het front oprukkend. Dat is hier ons dagelijks oorenbrood. Het wekte nog meer afgrijzen en medelij dan naar gewoonte. Een vrouw, welke een huis bewoont met uitzicht op het binnenhof der Leopoldkazerne, had mij namelijk gisteren medegedeeld, dat voor het vertrek naar het front, de soldaten in gelid worden gesteld met ransel, geweer en wat niet al van krijgstuig. Dat gebeurt gemeenlijk in de vroegte. Dan wordt een aanspraak tot hen gericht, ze wist niet van wien, maar het klinkt krachtig en luid: "Ge trekt op naar den zege, sommigen uwer naar den dood misschien. Gij kampt voor den Keizer en het vaderland. Dat moet ge u diep inprinten. Ge moogt slechts daaraan denken, alle andere gedachten heldhaftig verbannen, hetzij aan vader, aan moeder, hetzij aan vrouw of kinderen. Zweert dat!" roept hij gebiedend.
"Wij zweren het," galmt het over de schaar. Doch er zijn er, die niet behoorlijk kunnen mededoen, wier stem verkropt, bij welken de tranen over de wangen rollen...
Een dame uit den hoogsten stand zat onlangs in den tram met een duitschen officier rechtover haar. Ze droeg een goudmunt met het portret van koning Albert, in een gouden cirkel gevat, op de borst. Hij sloeg er den blik niet van af, als met inzicht, opvallend. Eindelijk boog hij naar haar toe om de doekspeld nog beter te bekijken en sprak: "U draagt de beeltenis van een koning zonder rijk." Zij antwoordde: "Liever die van een koning zonder rijk dan van een keizer zonder woord en zonder hart..." Reminicens van: "Prins zonder land" en "graaf zonder hoofd" van den Zwijger en Egmont. [83]
[83]Met 'de Zwijger' bedoelt Loveling Willem van Oranje (1533-1584). Toen in 1567 de hertog van Alva in de Nederlanden neerstreek om het opstandige volk in het gareel te laten lopen, vroeg Willem aan de bevriende graven Egmont en Horne dat ze uit de streek zouden wegtrekken om aan de drieste Alva te ontsnappen. Ze weigerden. Willem zelf trok zich wel terug, en bij hun afscheid zeiden de graven tegen Willem: 'dag prins zonder land'. Zijn repliek was: 'dag graven zonder hoofd'. Ze werden kort nadien inderdaad onthoofd.
Het gevolg was afstappen naar de Kommandantur.
Het heeft gevroren verleden nacht: het zinken plat der lage keukens en bijgebouwen ligt overal in het tuinenvierkant sneeuwwit te blinken. De zon doet het smelten aldra. De meezen zingen, de meerle klaroent traag en deftig haar lentevreugde uit.
Ik wandel langs de Leie, heelemaal buiten de huizen. Zij is blauw, maar van een donkerder kleur dan de hemel boven haar. De treurwilgen, die haar boorden omhangen, zijn geel-groen uitgeloopen en naast den barm van den weg, wat dieper in een strook weide bloeien millioenen paardebloemetjes als zoovele met milde hand daarover uitgestrooide goudstukjes.
Op een grooten hoop asch zitten vrouwen en kleine meisjes neergehurkt. Ze zoeken uit de koolslakken en zinders [84]
[84]'Zinder' (= sinder): metaalslak, metaalschuim.
de nog bruikbare, armzalige stukjes voor hun kacheltjes uit.
Langs diezelfde breede laan, afgebakend met hardsteen maar nog niet met huizen bebouwd, naderen een viertal duitsche officieren, hoog zittend op prachtige, blinkende paarden in luchtigen, aristocratisch afgerichten stap.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB