<>

1915-11-16 (1 bericht)

> | Dinsdag 16 november '15.
Dezen morgen kwam er een patroonkoperslager met een handbascuul om het hier in huis zijnde koper en ander metaal te wegen: een ketel voor het koken van ham, een waschketel, twee andere vaten, een theeketel, traptapijt- en gordijnroedekens, twee weegschaaltjes, een braadpot, een petroleumstel; een toestel om taart te bakken; alles te samen, met aftrok van 't ijzer acht en twintig kilog. zeven honderd gram.
Hetgeen mooi bewerkt is, kunstwaarde bezit of antikwiteit genoemd kan worden, hoeft niet afgeleverd te wezen.
De man zei: "Waarom verkocht ge al dat keukengerei niet als oud koper? Vele menschen doen het, liever dan 't in handen van den vijand te laten."
"Ja, indien ik er vroeger aan had gedacht, het ware een uitweg geweest; nu dat de verordening op de koperafgave verschenen is, durf ik niet. Indien het eens geweten ware!"
"Dat zal niet," sprak de man, "ik zou het natuurlijk nooit verklikken en wie handel drijft, moet kunnen zwijgen."
"Heel waar, doch ik durf mijzelve geene moeielijkheden berokkenen. Ik ken eene dame, die verklaart, dat ze al haar voorraad in de Leie zal doen werpen door haar knecht en het met den stroom laten meedrijven op Gods genade, liever dan 't af te geven."
"Ook gewaagd, want, ziet ge wel een bediende in het vertrouwen nemen, is gevaarlijk, die ongeletterde menschen zijn niet geheimhoudend genoeg. Beter u aan den patroon zelf toevertrouwen. Weet ge wat, ik heb al zooveel in den grond helpen delven."
En ten bewijze zijner voorzichtigheid voegde hij er bij: "Niemand zal ooit mijn tong pellen. Niet langer dan verleden week heb ik — ik alleen des avonds in mijn werkhuis — op verzoek eener familie een zinken trommel gesmeed voor een heelen boel te versteken kopergerief. Hij zit reeds met alles onder de aarde in hun tuin. Het zijn rijke menschen. Ze zullen mij goed betalen. Ze wonen op de Coupure... zie, ik wil ze u wel noemen... onder ons... "Neen, neen, ik heb liever hun naam niet te kennen," haastte ik mij hem in te houden.
Bescheidenheid! — stel uw vertrouwen daarin! Nauwelijks was die uitstekende zwijger vertrokken, toen de vroegere kamenier van mijn in Februari gestorven vriendin kwam.
"Kijk, Angelique, ge hebt uw hondje niet mede!" "Ach neen," zuchtte zij, "de Duitschen pakken de fox-terriers."
"Waarom?"
"Ze dienen om in de loopgraven ratten te jagen," en ze vertelde van een dame, die ze zondag had zien staan schreien op den hoek van een straat, terwijl haar hond — een schoone witte, bruingevlekte — in beslag genomen, altijd naar haar omkijkend, door een soldaat aan het touw was weggeleid:
"Laat mij toch mijn hondje, had ze gebeden, ik zie het zoo gaarne!"
Maar de roover had het hoofd geschud en geglimlacht: "Neen, neen, het kan ons dienen."
Dat meisje woonde bij mijn vriendin sedert achttien jaar. Nu leeft ze van een kleine rente op een kamer met den hond, haar bij testament toevertrouwd. Hij ook heeft een bezet gekregen. Het is een welhebbend dier, een heel schoon specimen: sneeuwrein, glimmend, fijngepoot, klein, met bruine oogen, sprekend als menschenblik, vooral fraai nu hij, na het verlies zijner meesteres, die hem te veel lekkers gaf, geslonken, en waarlijk elegant geworden is.
Hij heet Lily, een naam, dien ik als meter aan zijn voorzaat gaf, maar op dezen niet toepassen wil uit eerbied voor de memorie van die andere overleden Lily. Ik, ik alleen van 't gezelschap ginder, noemde dezen "Kleinink" wat allen heel leelijk vonden en niemand mij nazei.
"Never be the hero of your own history," waarschuwt wijselijk Lord Chesterfield in "Letters to his Son". [166]
[166]Zowel in wat bekend staat als brief 14 (21 september 1747) als in brief 100 (8 januari 1750) waarschuwde de Engelse schrijver en staatsman Philip Dormer Stanhope, 4th Earl of Chesterfield (1694-1773) zijn zoon ervoor om te fabuleren en te liegen, om zichzelf in de kijker te zetten. Loveling citeert niet letterlijk. Bij Chesterfield heet het dat een leugenaar 'always the hero of his own romances' is (14); zulke praatjesmakers zijn 'always the heroes of their own fables' (100). De brieven van Chesterfield aan zijn zoon werden postuum uitgegeven in 1774.
Ik tracht het voorschrift zooveel mogelijk in acht te nemen; maar soms, ditmaal ook laat ik mij onweerstaanbaar medesleepen. Die Kleinink heeft mij — hij is nu vijf jaar oud — een buitengewone verkleefdheid betuigd. Telkens ik in het huis mijner vriendin kwam, sprong hij in de gang, huilend van vreugd op mij, tot schade van mijn kleedbelegsels; hij stormde de trappen op, keerde weder in wilden ren, sprong nog en nog op mij, ondanks het verontrust liefderijk afweren en de dringende vraag aan de meid: "Angelique, a.u.b., neem hem toch op, hij scheurt alles, houd hem toch van mij af!"
Iets wat ze deed, niet zonder moeite. Doch hij ontsprong haren greep, draaide rondom mij en legde zich eindelijk voor mijn voeten neder met de vier pooten omhoog, hupte weder op en ik streelde hem op den kop, dat hij jankte van blijdschap.
"O, comme ce chien est ennuyeux," klaagde een waalsche dame, die ook van ons wekelijksch dinergezelschap en kaartpartij deeluitmaakte, terwijl wij in het kabinet onze hoeden aflegden.
Lily is een kwade hond, die onbekenden aanblaft en aanrandt. Ik had maar den vinger op te heffen om hem tot bedaren te brengen.
Bij mijn vertrek jankte hij nog, nadat de deur reeds achter mij dicht was.
"De si haut ou de si bas qu'elle vienne, l'amitié vaut toujours l'amitié," zegt Lamartine in zijn "Tailleur de Pierres". [167]
[167]Alphonse de Lamartine (1790-1868), 'Le tailleur de pierre de Saint-Point' (1851).
En ik voel de waarheid er van. En nu, nu zou hij in de loopgraven moeten, hij ook als dierenmartelaar, die lang vertroetelde bij zooveel menschenmartelaren!
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1915
<<november>>
ZoMaDiWoDoVrZa
 123456
78910111213
14151617181920
21222324252627
282930    
       
logo CTB