<>

1916-02-23 (1 bericht)

> | Woensdag 23 februari '16.
Zou de winter nu weder heropleven? Het sneeuwt; dapper stuiven de vlokken neder. De daken liggen wit. Rondom de schoorsteenen smelt de sneeuw. De meid is op boodschap uit.
Er wordt gescheld. Ik moet zelve opendoen. Dat gebeurt met voorzichtigheid: een kleine spleet, met het in een gleuf glijdend verzekeringsschuifje ingelegd. Daar staat een netgekleed jong werkmeisje of werkvrouwtje.
Nog steeds houd ik de deur schier gansch toe.
"Kent ge mij niet meer dan?" vraagt ze opgewekt-minzaam:
"Neen."
Dat jammerlijk herkenningsgebrek bij mij!
"Wel, de vrouw van Oscar, den hovenier van het buiten uwer vrienden, van Oscar, die immers in 't leger is."
"O Zulma!" Ze is weder heel opgefleurd en nu wordt ze binnengelaten en zit neer. Ze kijkt rond in de kamer: "Ge zijt alleen?" zegt ze geheimzinnig, "wat ben ik blij, ge kunt nooit weten, of ze u niet afluisteren" — op de meid doelend — ik breng u nieuws, goed nieuws."
"Zoo, Zulma, laat hooren."
"Oscar is acht dagen met verlof bij zijn meesters geweest in Engeland, waar ze immers gevlucht zitten. Ik heb een brief van hem gehad, nu een week of drie geleden, ik kon niet vroeger komen, mijn drie kleinen lagen met de mazelen en ik dorst niemand betrouwen om het u te laten weten. Hij leeft en is gezond. Ik let toch zoo op om het aan niemand te zeggen. Weet ge wat ik heb gedaan? dien brief dadelijk verbrand. Ik leer heel gemakkelijk van buiten en zal hem u opzeggen."
"Ik ook, Zulma, leer gemakkelijk van buiten en kan hem u zelve opzeggen, indien ge 't verkiest." Het viel mij hard, dat braaf, lichtzinnig vrouwtje terecht te wijzen, maar het moest aldus in haar eigen belang. Ze keek zoo verbaasd op, dat het ondanks het ernstige van 't geval iets comieks verkreeg; met zulke openhartige oogen, met dat wipneusje en dien onbedwongen mond was de gave van geheimhouding niet vereenigbaar.
"Hoe kwam dat toch uit?"
"Zulma," hernam ik, "de groentevrouw uit uw buurt had hem uitgeschreven en is mij dat komen toonen."
"Wel hemelsche deugd, de menschen kunnen toch niet zwijgen. Aan haar, aan haar alleen heb ik hem getoond, den brief; 't is waar, ze heeft hemoorsp.: hem hem in haar huis gehad, ze zal hem hebben uitgeschreven! wel, wel, iets zoo gevaarlijks!"
"Ja, ge weet, dat vrouwen, die brieven aanvaarden van hun mans, die aan 't front zijn, naar Duitschland worden gestuurd. Ziehier wat er in staat:"
"Beminde vrouw, ik laat ulieden weten den staat van mijn gezondheid en verhoop van u hetzelfde. Ik ben acht dagen bij mijn meesters geweest en laat u weten den staat van ulder gezondheid. Vertel toch aan geen mensch, zelfs niet aan mijn naaste bloedverwanten, van dat nieuws, om redewille verbrand hem," is 't niet zoo?"
"Precies," zei ze beteuterd; maar daarop weder kommerloos:
"Ik heb ook een portret van hem gekregen."
"Ja, Zulma, in uniform van engelschen soldaat."
"Ach, weet ge dat ook al! die kanaalje, [186]
[186]'Kanaalje' (cf. Fr. canaille): spotnaam voor gepeupel, arm gespuis en geboefte.
die tooveresse van dat groenselwijf toch! Peins ne keer, moest het uitlekken. Ik weg, mijn arme schaapkens van mijn kinders toch, ik naar Duitschland! Wie weet vertelt ze 't niet aan alle deuren!"
"Zulma, indien ge iets van zulk gewicht weet, zwijg het zelve, neem niemand in 't geheim." Aldus sprak ik nog veel, omzichtigheid aanpredikend zonder de geringste hoop op het maken van overtuigenden indruk bij haar.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<februari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
  12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
272829    
       
logo CTB