<>

1916-02-26 (1 bericht)

> | 26 februari. zaterdag '16.
Het is merkwaardig hoe de natuur het resultaat van haar eigen arbeid vernielt, na al de zorgen, die ze er aan heeft besteed. Om een zaadje te doen ontkiemen, wat hoeft er al niet toe: gunstige grond, zonne, vochtigheid, afweer van onkruid, van insecten. Traag gaat de werking vooruit. Het knopje ontluikt zijn kroon uit den groenen kelk en een rukwind slaat het af. Het koren doorstaat — heel klein nog — den strengsten wintervorst. Het groeit, het krijgt stengels, blaadjes, knoopen; het krijgt aren, het bloeit in geurige walmen boven de rijke arenzee; het wordt gebakend door de zon, het wordt gewiegd door den wind; het wordt gedrenkt door lauwen regen. Het gloort eindelijk in volle, gulden pracht. De gezichteinder betrekt donker, vaalros geschakeerd; logge wolken naderen. Een hemelbreuk, een hagelgekletter en heel de vruchtbare oogst ligt tusschen ijsscherven neergeveld aan flarden uitgerafeld.
De eik heeft halve of heele eeuwen noodig om hoog van stam, wijd uitgespreid van kruin, zich te ontwikkelen en een bliksemstraal slaat hem eensklaps in spaandersoorsp.: spanders ten gronde. De stroom zwelt in woeste stortbuien vervaarlijk aan, ontloopt den weg, hem zoo wiskundig aangeduid, door groene weiden of tusschen bergen en rotsen kronkelend, en in zijn onbesuisd geweld ontwortelt hij tronken en holt zijn eigen oevers uit.
Het volstaat dus niet, dat al het levende op dood en vernieling is gegrond, dat alles sterven moet om het leveneischende te voeden. De natuurkrachten ook zijn tegenover elkander in bestendigen strijd.
En wij zouden willen, dat de mensch een uitzondering maakt op die voorschriften der schepping! Het verbaast ons te hooren van al de gruwzame vernielingen in dezen tijd, die niets ontziet van wat met zooveel vlijt en moeite is opgebouwd!... De vijand is het niet alleen, die verdelgt. Gansche dagen lezen wij van bruggen, die de bedreigden doen springen, van vernielde levensmiddelen, van door de eigenaars in brand gestoken vliegtuigen, opdat ze geen roof van den tegenstrever worden zouden... Euveldaden van den mensch, verordeningen der natuur.
Toen mijn meid gisteren avond van een boodschap thuis kwam en de voordeur reeds dicht was, hoorde zij fluisteren op de straat. Met een spleet opende ze weder.
Daar, beneden de traptreden stond een onderofficier en voor hem een twaalf-of-dertienjarig meisje, met de lange haarvlecht op den rug. Ze hielden elkanders handen vast, de hoofden staken bijeen.
In 't algemeen houdt de burgerij zich deftig en op afstand.
In het gouvernementshotel is een jong meisje van Hamburg als secretaresse werkzaam: een en twintig jaar oud, bekoorlijk, mooi, nicht van een minister, zacht, verbazend geleerd en tevens bescheiden. Ik onmoette ze in een vriendenhuis, waar ze logeert, bij Hollanders. En toch kan ik ze niet medevragen, als de familie hier komt...
Ze vertelt, dat de Duitschers zoo lief bejegend worden door de landelijke bevolking. Zoodra er een op een hoeve verschijnt, biedt de boer of de boerin hem melk, eieren en wat er in huis is aan. Ik weet er ook van te spreken! — Genegenheid, meent ze. De stedeling legt het anders uit: Vrees, lafheid, gebrek aan eigenwaarde.
Ze weet, dat de Hoogeschool met october zal geopend worden, de vervlaamschte. "Vanwaar de hoogleeraren gehaald, vanwaar de leerlingen?"
"Geen bezwaar. Uit Holland en Duitschland zullen ze geroepen worden en de ontwikkelde krijgsgevangenen krijgen oorlof om — met beperkte vrijheid — naar België terug te keeren en de colleges te volgen."
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<februari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
  12345
6789101112
13141516171819
20212223242526
272829    
       
logo CTB