<>

1916-03-01 (1 bericht)

> | Woensdag 1 Maart '16.
Grauwe lucht met stil gezijpel: hier een regenscherm op, ginder een dicht. Groeizaam lenteweder. Modder op de straten.
Alle bakkersvensters met ledige manden, alle slagerswinkels met de witte uitstallingsplaat, de witte toonbank en de vleeschhaken leeg.
Binnenrukkende legerbenden in afgestompte lijnen door den mist gezien; trommelslagen en fluitbegeleiding, alles verdoofd zonder kracht als moedeloos, met tegenzin gebeurend.
Een jong soldaat treedt uit een speelgoedwinkel. Hij houdt een papierpakje in de hand. Hij schijnt ongeduldig om nog eens den inhoud na te zien en doorsnijdt het vasthoudend koordetje met zijn zakmes. Er steekt een popje in: zeker voor zijn eerste ver, ver afwezig kindje...
De doodwagen komt aan, heel traag, de helling der Citadellaan af, de doodwagen eerste klas: zwart en zilver. Enkele kransen liggen op de pelle, [187]
[187]'Pelle': fluwelen kleed, vaak met een kruis versierd, waarmee een lijkbaar wordt bedekt.
zeven of acht rijtuigen met omfloersde lantaarnen volgen... Het is de lijkstoet van George Buysse een onzer meest geprezen, huidige, vlaamsche schilders...
En tranen komen in mijn oogen. Waarom? Ben ik nu toch heden zoo lichtgevoelig. Hem heb ik persoonlijk weinig gekend. Is het omdat oude herinneringen plots levendig worden opgewekt? Zijn moeder was een bijzondere vriendin van mijn zuster Rosalie en mij. Gisteren legde ik nog toevallig de hand op het gelegenheidsgedichtje — het eenig wat ik ooit heb gemaakt ter gelegenheid van huwelijksplechtigheden — dat ik voor haar bruiloft schreef. Ze stierf korten tijd na zijn geboorte, weggerukt uit den roes van haar jong geluk. En nagekeken, verdwijnt traag die stoet langs de lange, bochtige Kortrijksche straat rechtstreeks naar het graf; want het is een burgerlijke teraardebestelling. Dat geschiedt nu zoo vaak, dat niemand er nog acht op geeft of er zich over verwondert. Trouw- of doodbrieven worden ook niet meer gedrukt of zelden, alles gaat zijn gang in stilte zonder eenig vertoon.
Die algeheele uitsluiting van levensverkeer en vereenzaming is wel bedroevend. Ge ontmoet iemand, wiens zoon in 't leger is: "Hebt ge nieuws?" Hoofdschuddend met een nauw hoorbaren zucht: "Neen, niets."
Sedert acht maanden, sedert een jaar of meer, niets! Aan een ander dezelfde vraag. "Krijgsgevangen immers." Ook aan een derde, en het antwoord luidt, dat hij op dien of dien datum nog leefde. "Hij leefde nog," dat wordt gezegd van een jongen, gezonden, krachtigen mensch voor wien het leven met al zijne gaven openligt... welk een vreeselijke samenvatting van den europeeschen toestand behelst zulk een kort bericht niet!
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB