<>

1916-03-12 (1 bericht)

> | Zondag 12 maart '16.
Mooi lenteweder.
In beschaduwde hoekjes ligt hier en daar nog een saamgedrongen hoopje sneeuw. "Ze wacht naar andere sneeuw," zegt in zulk geval het boerenvolksgeloof.
In het begin van verleden week was hier het laatste stuk versch vleesch. Het bestond uit een zoogezegd schenkelbeen met nog wat merg in en wat vleesch aan, gedecoreerd met de benaming van "een mooien rundsschenkel". Toen dat ding gezoden op de tafel verscheen, zag het er donkerbruin en dor uit.
"Koevleesch?"
"O, koevleesch is wel leelijk van kleur maar niet zoo erg."
Het mes snijdt niet, gewet nochtans. Een homp is er eindelijk af te krijgen: niets dan zenuwen en pezen! En nu dringt zich de overtuiging op: het kan niet anders zijn dan de achterpoot van een stokouden ezel.
Arm, afgesloofd beest, voorwaar is het gelukkig van alle aardsch lijden los te wezen, maar weinig gewenscht is zijn onbruikbaar overblijfsel als middagmaal.
Voor heden is het niet veel beter te voorzien. Na herhaald aanzoek in den slagerswinkel en gesmeek om toch wat gunst als zijnde voor een veteraanklant, heeft de vrouw twee sneedjes hoofdvleesch — achter de toonbank verborgenoorsp.: verbogen — aan de meid afgestaan.
Triomfant doen ze hier hun intrede, net gewikkeld in een wit papier, aan vijf dubbele waarde betaald. En hoe zien ze er uit: meestaloorsp.: meesal witachtige krakertjes en velletjes slechte cooperatieven, die niet bij machte zijn om zich door samenhoudende kracht aaneen te sluiten en jammerlijk afbrokkelen... ook het zoogenaamd grijs brood brokkelt af. Het ligt in een hoopje links naast mijn bord. Ik moest de vier vingers en den duim gebruiken om het op te nemen en daarom doet nu een lepel dienst.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB