<>

1916-03-05 (1 bericht)

> | Zondag 5 maart '16 [188]
[188]Twee fragmenten van het dagboek van Loveling (5 maart 1916 en 29 december 1916) kwamen via een schenking van R. C. Buysse in 1943 in het AMVC-Letterenhuis terecht. Ze werden hier integraal opgenomen. Met dank aan Daniël Vanacker en Johan Vanhecke.
Gezelschapsprentje.
Een dame van meer dan middelbaren leeftijd, die ik met een drietal andere dames meermalen in een vriendenhuis ontmoette, had ons allen uitgenoodigd om een namiddag te harent door te brengen. Ze geleek op een overleden kaartgezellin van wie ik enkel goede herinneringen behouden had en dat stemde mij reeds sympathiek voor haar.
Het was een nieuwgebouwen woning in een nieuw stadskwartier, waar ik aanbelde, breed en hoog. Alles wit in de hall, witgestukeerde muren, witmarmeren plaveisel. Het was een koude dag.
Een innemend welkom, een gulle handdruk en wij zaten neder aan het whist-spel. Enkele malen waren de kaarten rondgedeeld, toen een jonge knecht in rood- en witgestreept linnen pak, onhoorbaar stappend, fluisterend zijn meesteres verzocht om een paar oogenblikken de kamer te verlaten. Iemand moest haar spreken.
En zich ontschuldigend vertrok de huisdame.
Het spel was geschorscht.
Al van in het begin had ik in die kamer iets onbehagelijks gevoeld. Wat was het toch?
Op de lichtgrijze wanden met verguld loofwerk hingen olieverfschilderijen — landschappen die niet lelijk waren, een paar familieportretten, die ik begrijp niet waarom — bijna altijd leelijk of onbeduidend zijn. Groot was de spiegel op de schoorsteenplaat. Daarop stond een kostbare pendule met een bronzen vrouwenbeeld "De Vrede" voorstellend tusschen twee schoone kandelabers. De tapijten waren zacht, de stoelen en de zetels harmonieus van kleur; de luchter glom van goud en kristal...
Wat was het toch dat ongezellige in die zaal?
In eens werd het mij veropenbaard: Winterweer, koude dag en... geen vuur in den haard. Mijn blik viel op den grijsgeverfden, onooglijken radiateur — dat laag geribt muurtje, dat de mooiste kamer ontsiert.
Ik was het die begon: "Dames, vindt u dat hier warm?" vroeg ik.
Ze hadden nog blijkbaar aan de temperatuur niet gedacht. Nu voelden ze plots iets daarvan:
"Neen" antwoordde er eene met een korte rilling door de schouders.
"Nova Zembla," sprak wijsgeerig een oude dame, schoolbestuurster geweest.
"Och," verklaarde een derde, rondziende, "in woningen waar een algemeen verwarmingstoestel bestaat, is 't altijd koud en ongezellig, zonder laai in de kachel. Het oog wil vuur zien.
"Zeker, zeker," beaamdenoorsp.: beaambden allen.
"Ze zijn zeer rijk, niet waar?" wierp een den nieuw-uitgenoodigden op, zich richtend tot de vertrouwde van 't huis, aan wie we de invitatie te verdanken hadden.
"Schatrijk, ik weet het, ik die een schoolvriendin ben van haar. Ze was verstorven van hare ouders, toen ze trouwde, veel geld," besloot ze gewichtig-bewonderend.
"Is hij niet de zoon van dien fabrikant die zulk een beduidend fortuin in de katoencrisis, tijdens den scheidingsoorlog van 1865 in de Vereenigde Staten gewonnen heeft? Menschen vroeger van niemandalle, heb ik mijn vader hooren zeggen."
"Juist zoo, van geen aanzien en nu nog winnen, deze altijd winnen, die fabrikanten toch!"
"Wie moet dat hier deelen?" vroeg er eene brutaal.
Al de hoofden werden bij elkander gestoken.
"Twee nichtjes van haren kant, en van zijn kant de rijke brouwer van ter Hooge."
"Ook een, die 't niet noodig heeft."
"Nooit kinderen gehad?"
"Nooit," herhaalde de schoolvriendin.
"Ze zijn vrekgierig, niet waar?" vroeg er eene al stouter en stouter geworden door de gevoelsharmonie van 't gezelschap.
"O," meende een andere "wie niet gierig is, wordt niet rijk of blijft het niet."
Allen lachten bijval toe.
"Gespaarzaam, ja, dat zijn ze," hervatte de schoolvriendin, den handschoen opnemend ter verdediging harer getrouwen, "maar niet op diners of soupers. Ge zult het overigens wel ondervinden straks aan de koffie. Alles in overvloed."
"Uit hoovaardij, anders niet," verzekerde betwetend de schoolbestuurster.
De glimmend verniste deur kraakte.
De blozende mevrouw trad zijderuischend binnen, blakend van blozende gezondheid, minzaam als ze is.
Ze ontschuldigde zich nogmaals. "Een pachter van buiten — ondanks den zondag! Geld moogt ge immers nooit weigeren."
Allen stemden in met haar en de neerliggende kaarten werden opgenomen in afwachting van het bericht, dat de koffie klaar was.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB