<>

1916-03-13 (1 bericht)

> | Maandag 13 Maart '16.
Koffievereeniging gisteren bij vrienden. Ge zoudt nooit gewaand hebben, dat er crisis van levensmiddelen bestaat: alles in overvloed aan gebak en lekkernijen.
Het rantsoen der bewoners is bepaald op honderd vijftig gram vleesch per persoon en per week.
In het half verwoest buiten van mijn neef, advocaat en volksvertegenwoordiger, te Landegem, zijn nu veel soldaten ingekwartierd. Aan den straatkant hebben ze al de Canadaboomen afgezaagd. Twee honderd paarden staan in de stallen.
Vrij loopen er in den boomgaard rond, heel de zode isoorsp.: in met hoogten en laagten door hun hoeven ingestampt. Geen wit brood mag van heden af nog gebakken worden. Men verzekert, dat de behoeftigen van de stad elk een frank onderhoud daags zullen krijgen.
"Heel gelukkig, de armoe is zoo groot," zei eenieder. Ik ging in een pasteibakkerswinkel: taarten stonden naast taarten, ook kleine patétjes van alle maaksel en alle soorten opgehoopt.
"De burgers hebben nu nog altijd geld," zei een binnenkomende dame. "Fijn goed is er niet te kort naar ik merk."
De baas, die zelf bestelde, antwoordde:
"Het zijn de burgers niet, die 't meest koopen, mijn beste kalanten zijn de werklui en de arme kinderen: deze laatste werpen een briefken op de toonbank en zeggen: "ên taartje veur ê markske," en in eenige beten is het op."
Geheel in geestverwarring aangaande dat huishoudkundig vraagstuk brengt men het in verbinding met het ander: de theaters en de kinemas zitten vol. Hoe is dat te verklaren met de waarlijk groote ellende van het volk? "Rep aan niemand een woord, van dat winkelgesprek, het zou de vrijgevigen tegenhouden en het medelijden van de werkeloozen afwenden," beval ik aan mij zelve.
Een lange lijst van ter doodveroordeelden wordt veropenbaard, onderteekend Freiherr von Bissing, Generaloberst. Brussel 6 maart — 1916.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB