<>

1916-07-11 (1 bericht)

> | Dinsdag 11 juli '16.
Klein oorlogsprentje:
Een doodwagen nadert zwart, traag, met de vier vedertrossen op de vier hoeken, waartusschen het zilveren lijdenskruis van Christus uitblinkt, met zijn door draperieën tot op den grond omhangen paarden, den zichtbaren vorm van de omfloersde kist daarbinnen, alles zwart, effen zwart. Enkele bloemenkronen, paars meest alle, brengen er in 't midden een sombere kleurschakeering op aan.
De voorbijgangers staan stil, met den hoed in de hand, het hoofd gebogen uit eerbied voor den dood... Een reeks soldaten komen den wagen en zijn stoet van er op volgende treurkoetsen tegen, grauw, zwaarbeladen, door een bosch van glimmende bajonnetten overwriemeld, stappend met gelijke kadans. In een lange kronkeling scharen ze zich wat ter zijde en zingen, zingen schallend, als om prijs, tergend of achteloos...
Gisteren sinds weken opsluiting in een bekendenwoonst te koffie gegaan. Terwijl in de voorzaal hoed en bovenkleeren worden afgenomen, klinkt tot daar uit den salon de eentonige stem van iemand, die hardop leest.
De deur gaat open, een kleine damesgroep staat op en de huisdame legt het dagblad, dat ze in de hand hield, op de tafel neder:
"Laat ik u niet storen, lees toch verder," verzoek ik.
"Neen, neen, het artikel is juist ten einde," verzekert de lezeres. En zich tot de toehoorderessen wendend: "Flink geschreven, hé? en waarheid, de zuivere waarheid, dat moet ge bekennen met mij." Maar ze laat niemand den tijd om te antwoorden en hervat naar mij toegekeerd, "de schrijver zegt, wat velen, wat bijna alle menschen denken, hoe verkeerd het was van de Belgische overheden den strijd tegen de Duitschers te willen voortzetten, zoodra Luik gevallen was."
"Mevrouw," kan ik niet nalaten te zeggen, "ik hoor die meening door niemand uitdrukken."
"Jawel, jawel, waarom moest een klein land als België zich voor een groot land als Frankrijk opofferen?"
"Er komen gevallen, dat opoffering een gebod van menschenplicht is," spreekt een oude dame, met het schoonste valsch gebit, dat ooit oog heeft gezien.
"Ze moesten na de eerste schermutseling de Duitschers hebben doorgelaten," herneemt de eersteoorsp.: eerst met hevigheid. "Ze wilden ons geen kwaad berokkenen."
"Indien moordenaren des nachts aan uw schel trokken en tegen u — die door het bovenvenster kijkt — zeiden: "Wij willen u geen leed doen, open uw deur; wij komen uw buurman vermoorden,"" vroeg ik haar, een vergelijking herhalend, die ik eens had hooren maken, "wat zoudt ge doen?" Maar ze ontweek het antwoord.
"Frankrijk was onverwachts bedreigd. Frankrijk was niet klaar voor den strijd," sprak er eene.
"Ja ta ta!" riep de huisdame, "er bestond een verdrag tusschen Frankrijk, Engeland en Rusland tegen Duitschland. De Bondgenooten lieten ons in den steek. Ik herhaal het, na den eersten wederstand, die plicht voor ons was, moest België zich overwonnen hebben verklaard; het had zijn plicht gedaan."
"Dus volgens u moest België niets dan een schijnverdediging wagen, zoo iets van een tooneelverdediging," zei ik kalm, inwendig kwaad... "En Frankrijk laten verpletteren," wierp een andere er tusschen.
"En welke zouden de uitverkoren slachtoffers van soldaten zijn geweest voor die comedieverdediging?"
"Er zijn er nu al meer gevallen," zei ze, "waarom een expresstrein willen tegenhouden?"
"Om hem te doen omsingelenoorsp.: omsinggelen, wat België heeft volbracht, anders lag het grootste deel van Europa onder den knoet van Duitschland, den triomf van 't militarisme," zei ik.
"De heeren zijn daar," sprak ze verbeten, terwijl geschuif van stappen en stemmen in de voorzaal ontstonden. "Laten wij die quaestie bij hen niet aanraken."
Dat zal wel ook het beste voor haar zijn geweest. De heeren, beter gewapend met argumenten dan de dames, zouden ze spoedig uit het veld geslagen hebben. Onder vriendelijk gekout verliep de tijd, maar in het hart, misschien in veler hart bleef wrok.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB