<>

1916-11-06 (1 bericht)

> | Maandag 6 november '16.
Bezoek van mijn verwanten uit het verwoest Dendermonde met hun verwoest levensheil. De neef heeft zijn nieuwgemaakte photo mede: hij staat er op met een krijgshaftig, gezagvoerend, ondernemend voorkomen, in tegenstelling met zijn vermagerd aangezicht en zijn jas, die hem te groot geworden is. Hij kan van heeschheid schier niet verstaanbaar spreken en zijn wakkere geest noopt er hem steeds toe, onophoudend-liefderijk terechtgewezen door zijn bezorgde vrouw. Ik zie, dat haar merkwaardige dikstaande kroeskop, waarvan ieder haartje wispelturig op zich zelf kronkelend, geen vreemde inmenging duldt, gespikkeld wit en zwart is geworden.
Ik vraag, hoe het staat met het plan om in een herstellingsoord van de Ardennen een gezondheidskuur te doen. Hij moest immers op bevel van den dokter den 1sten november vertrekken.
Van dat voornemen is thans afgezien: op zijn vraag naar inlichtingen, pensionsvoorwaarden en dies meer, is zelfs geen antwoord gekomen. Ook wordt er hem uit vertrouwbare bron verzekerd, dat hij — eens weg — na genezing — geen pasport voor den terugkeer krijgen zou. Hij zal dus wachten en ondervinden wat de winter brengt. Arm slachtoffer van den wereldoorlog!
En nogmaals vertellen ze van de gepleegde gruwelen in hun woonstad, van de soldaten, die onder het oog der eigenaren de kleine voorwerpen, die hun bevielen, uitzochten en schaamteloos in den zak staken, voorwerpen, die wel is waar, tot ondergang gedoemd, met het overige in de vlammen zouden omgekomen zijn, maar die de bezitter toch hopeloos verdedigd had, ware 't in zijn macht geweest. Hoe de flesschen wijn tegen elkaar rinkelend uit den kelder werden bovengebracht, den hals afgeslagen, uitgedronken of buiten uitgegoten werden in de greppels, die onder den weerschijn der branden tinten van robijnen en granaatsteenen aannamen. Flesschen van de kostbaarste soort werden aan de straatjongens uitgedeeld en aan het gepeupel voor vijf of tien centen verkocht...
Och, het is zoo bedroevend, dat de gedachten van deze lieden steeds naar het verleden terugkeeren:
"Wij waren zoo gelukkig," zegt hij op zijn doffen, geworgden toon, "wij beleefden de jaren van het opperste genot, alzoo gedrieën met onzen braven jongen nog bij ons, voordat het breede leven hem opeischte. In voldoenden welstand ging er geen dag voorbij, dat we niet zeiden: "het lot heeft ons verwend; als er maar geen storing intreedt!... Ons huis was als een bloemhof figuurlijk en in werkelijkheid..."
"Zwijg, zwijg dan toch," onderbreekt zijn vrouw dat steeds hooger en hooger enthusiasme dempend, "de dokter wil niet, dat ge spreekt."
En ter afwisseling vraag ik, of ze 't nu wat gewend zijn in hun tijdelijk verblijf. Zij neemt het woord:
"Sommige dagen ja, dankbaar aan hem, die ons de gastvrijheid geeft, die alles naar zijn zin heeft ingericht, die alles kende en liefhad wat wij nog niet kennen en liefhebben kunnen om ons heen. Allerheiligen vooral was een dag van rouw. Hij" — en zij wijst met het hoofd naar haar man — "voelde zich niet heel wel. We deden onze gewone wandeling niet, bleven samen heel den namiddag gazetten lezend, illustraties doorbladerend, totdat de avond viel. We hadden geen licht aangestoken. Daarbuiten klonken de bellen van de trams, onder het ratelen der wielen, en schoven de voorbijgangers als schimmen langs de straat. We zaten beiden elk aan een raam en spraken niet. Dat duurde een heelen tijd. Toen ging er eensklaps aan den anderen kant van de kamer, een gesnik op. Ik zag om en in den zwakken schijn der straatlantaarn teekende de zwarte silhouette van mijn zoon zich af op den muur, waartegen hij met de twee armen en het hoofd daarop in vertwijfeling leunde.
"Jongen, wat is er toch?" onderzocht ik.
"Och, ik had het niet moeten vragen. Ik wist het wel. Hij antwoordde niet, hij moest niet antwoorden, en snikte ontoombaar voort. Het was 't bewustzijn van den toestand zelf, die zijn opgekropt lijden tot een crisis van onweerhoudbaar weegeklaag uitbarsten deed... Zijn vader roerde niet, zat daar stil in zich gedoken aan een spook gelijk... en ik begon zelve te snikken, even smartlijk even luid als mijn kind."
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<november>>
ZoMaDiWoDoVrZa
   1234
567891011
12131415161718
19202122232425
2627282930  
       
logo CTB