<>

1916-11-17 (1 bericht)

> | Prentje van den tijd. Vrijdag 17 november '16.
Bezoek van een kaartgezellin, die ook in 't Klein Begijnhof woont.
Een verlegenheidsbezoek.
De dames bijeenkomst moest te harent plaats grijpen toekomenden donderdag. Wel is het haar gelukt een liter petroleum te bemachtigen tegen 6 frank, maar een lantaarn bezit ze niet en hoe zullen de genoodigden het aanleggen om 's avonds door het zwartdonker tusschen de smalle straatjes en de muurtjes van 't Hof de uitgangpoort te vinden? Zelfs in geen enkele woning brandt daar nog licht eens, dat het zeven uur is. Ze stelt voor de partij te verschuiven tot op 7 december, als er maneschijn zal wezen.
Aangenomen, wat mij betreft.
Ze staat daar als een jammerend smeekfiguur, heel in 't zwart met den langen kripsluier op den rug, dien ze sedert meer dan anderhalf jaar draagt voor een onbemind familielid — een ouden neef — maar dat ze niet besluiten kan af te leggen, misschien onbewust daartoe aangespoord door den algemeenen rouw, die heel de menschheid drukt. Ze staat daar — reeds op leeftijd — met den blos der jeugd op het bol gelaat en de bleekbruine haren, wel zonder kracht noch glans, maar toch nog niet vergrijsd: van bij haar verlegen binnenkomen was het zichtbaar, dat er voor haar iets bedenkelijks op het spel stond. Haar kommer wijkt nu wat, ze hoopt, dat de andere dames ook zullen vrede vinden met het uitstel en opnieuw spreekt ze van die slechte bestrating, net keien en brokkelige steenen, die het loopen zoo vermoeielijken in het Hof. Ze kan van het onderwerp niet afgeraken. Er lag ook wel waarheid in de vrees, die ze opperde:
"Als er maneschijn is," zei ze, "schemert er altijd nog iets door de wolken, zelfs als het regent en ja, als er sneeuw ligt, is elke beduchtheid voor donker uit den weg geruimd."
Met gruwen herinnerde ik mij onzen verleden tocht des avonds aldaar. En zij herneemt nog eens in de overmaat harer beduchtheid:
"De begijntjes gaan vroeg slapen om licht te sparen: Geen venster, dat er klaarte geeft."
Ik ben waarschijnlijk goed geluimd, mij treft het comische van onzen noodtoestand, meer dan het hulpelooze harer elegie.
"Ge weet," zeg ik, dat op onze laatste bijeenkomst besloten is, dat elk eerst thuis koffie drinkt, waarom hebt ge er op aangedrongen, dat zulks te uwent niet beginnen mocht?"
"Neen, neen," valt de gastvrije in, met een bedrukt gelaat nochtans, "dat wil ik niet," en ze vertrouwt mij, dat ze nog een kilog. bloem in huis heeft en drie versche eieren, denk eens, versche, zoo laat op 't jaar! Dat moet dienen voor het bakken van een lekker brood. Ze bezit ook een halven kilog. versche roomboter — gesmokkeld natuurlijk en zal er tegen den bepaalden datum opnieuw krijgen.
Maar nu moet ze heen om de overige speelsters te waarschuwen, en ze vertrekt door mij uitgeleid tot aan de voordeur. Ik kijk haar na, hoe ze met overhaaste schreden de straat afdaalt naar de standplaats van den aanrollenden belklinkenden tram heel in 't zwart met het onafscheidbaar kripfloers, dat als de lange staart van een rennenden hengst haar achternaslingert.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<november>>
ZoMaDiWoDoVrZa
   1234
567891011
12131415161718
19202122232425
2627282930  
       
logo CTB