<>

1915-10-07 (1 bericht)

> | Donderdag 7 october '15.
Nogmaals zag ik duitsche honden hun meesters vrij achterna loopen, vooruit draven en snuffelen, waar het hun belieft.
En weder een verontrustend bezoek, na een heelen tijd van betrekkelijke gemoedsrust, aangaande mijn dagboek. Waar er nu mede heengevlucht? Niemand, volstrekt niemand, weet dat ik er een op nahoud. En de bezoeker, vertrouwender dan ik, deelde mede, dat hij vele verboden schriften, dagbladen, brochures en ook persoonlijke aanteekeningen in huis heeft.
"Zijt ge niet bang? Waar steekt men zoo iets weg?"
"Ja wel, heel bang, maar ik doe het niettemin, verberg ze hier en daar."
"Het ergste is, dat ik zelf niet goed weet waar en erg zal moeten zoeken na den vrede. Ik durf nergens aanteekenen, waar het allemaal verscholen zit."
Iemand heeft mij gezegd, dat de brandkast in een bank het zekerste is. Daaraan herinner ik hem.
"Ik meende 't ook en ik deed het," antwoorde hij, "maar een bevoegd persoon joeg mij schrik aan: indien ge verklikt wordt — en hij staat als aartsvijand van den bezetter geboekt — zal het eerste wat er gedaan wordt, zijn het openbreken of doen openen van uw brandkast."
De schrik sloeg ook in mijn hart, niets liet ik merken. Maar van slapen was er geen queestie verleden nacht. Waar, waar ermede?... En indien mijn huis in brand geschoten wordt? En zoo niet, indien de schuilplaats wordt ontdekt? Steek ik het te goed weg en sterf ik plots niemand zal het verborgene vinden... al mijn arbeid vernietigd, ongelezen, verloren!...
Doodgeschoten?... ja, sterven moet men toch... maar mijn dagelijksche indrukken aan niemand kunnen mededeelen!... Ik hoor vertellen van menschen, die gevangen worden voor een onbedacht woord aan een soldaat, die afgeluisterd zijn en streng gestraft voor een onvoorzichtige uiting over den oorlog. Opgesloten, naar Duitschland gestuurd, zonderdat iemand weet, waar ge u bevindt, en al de vreeselijke ellende niet alleen van de veroordeelden ginder maar de onschuldige krijgsgevangen mede te doorstaan.
En heden trok ik zoo spoedig mogelijk naar de bank. Alles er weder uitgehaald. O wat een zwaar pak reeds dat vlug op papier neergeworpene dagboek! Ja een heel boek, een omvangrijk boek zal het uitmaken. Wat zal er aan af te schrijven zijn voor het drukken, indien het levensbehoud mij gunstig is. Ik durf mij op geen tram wagen, wie weet wordt het mij niet afgepakt en onderzocht er zitten altijd zooveel spioenen op. Intuļtie kan sterk wezen bij sommige naturen... En te voet met dat gewicht verzwaard door de uitknipsels der couranten. Ik kan geen pakje, zelf geen klein dragen, het is bespottelijk maar het is zoo.
Mijn vingers slapen als dood. Mijn arm beeft, het is de angst wat mijn gang zoo loom maakt. Ik ga niet door de drukke straten, maar kies de eenzame kade langs de Leie — een omweg dan nog... en kom uitgeput en mismoedig thuis met een pijnlijk bewustzijn van den waren toestand en een onaangename overtuiging van 't gevaar.
Nu zit het handschrift hier, voor hoelang zal het wel wezen?
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB