<>

1915-10-15 (1 bericht)

> | Vrijdag 15 oct. '15.
In een lange, afgelegen straat met iepen beplant, staat er nog een zeeldraaiersstel, laatst overblijfsel van een nijverheid nu gansch door fabriektoestellen vervangen. Op heel de lengte van die straat is er een blinde muur en daar onder de schaduw, draait er een jongetje aan het wiel, en arbeidt er windend een zeer oude man aan de touwen, waarschijnlijk zijn grootvader of overgrootvader. Rechtover zijn er kleine winkels, herbergen en burgershuisjes.
Een dame slaat van uit haar raam dat werk gedoe gade en de belangstelling is opgewekt voor die vlijtige menschen en hun gering geldgewin. Het zijn geen eigenlijke armen, hoewel hun kledij schamel en versleten is. Ze zou hun niets durven geven als aalmoes. Haar hondje, oorsp.: is dat den afval opat, is gestorven. Waar nu er mede heen?
Eens wenkt ze het jongetje aan haren drempel, toont op een stuk van een dagblad een hoeveelheid velletjes, zenuwtjes en onfrissche, afgeknaagde beentjes: "manneken, ge hebt zeker wel een hondje?" vraagt ze en zonder het antwoord af te wachten, legt ze het papier op zijn gereed opengehoudenoorsp.: opgenhouden handjes.
Het ventje loopt ermede heen.
En sedertdien loerde de kleine begeerlijk naar het huis, telkens de deur openging. Op de minsten wenk kwam hij toegeschoten.
"Hewel, manneken is uw hondje nog altijd blij als ge thuiskomt, smaken hem de vellekens?..." vroeg ze onlangs.
"Ik geloof het wel," zei hij met een oolijken lach op zijn mondje en in zijn blinkende oogjes en...
"Madame, ik zelf ben het hondje," bekende hij.
Van straf aan de burgerlijken opgelegd, wordt niet gesproken. Nochtans voor het minste vergrijp worden Gentenaren veroordeeld tot jaren gevangenis en naar Duitschland gestuurd: het overbrengen van een brief, het heimelijk schrijven aan een afwezige, dat er mitrailleuzen op het gebouw der Hoogeschool staan of iets dergelijks.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB