<>

1915-10-21 (1 bericht)

> | Donderdag 21 October.
Mijn ambulancier was hier reeds tweemaal geweest zonder mij aan te treffen. Gisterenavond om zeven en half uur, belde iemand met geweld en een stap kwam boven gestormd. In de grootste opwinding, na op de deur te hebben geklopt sprong hij binnen tot in het midden der kamer en riep met een schaterende jubelstem, die tegen de wanden aanklonk en als het ware op mij wederbotste:
"Zijn majesteit de keizer is heden in Gent geweest" "Zoo, vanwaar kwam hij?"
In eens viel zijn geestdrift. Mijn vraag was zichtbaar een onbescheidenheid, en bijna fluisterend deelde hij mede: "Dat weet ik niet, dat weet niemand onzer, tenzij de hoogste officieren." "Ha zoo!"
"Hij kwam aan in een prachttrein, een heel langen, met een talrijk gevolg, in St. Pieters station, juist om 12.30. Het oponthoud duurde slechts eenige oogenblikken. Ik zag hem goed. Hij groette met de hand van uit het raampje en ik ben overtuigd, dat hij naar mij in 't bijzonder keek."
"Er werd zeker geroepen door de soldaten:"
""Es lebe der Kaiser!""
"Neen, dat niet, wij roepen niets dan "hurrah!""
"Het was de verjaardag der keizerin, daarom maakte hij spoed bijtijds in Berlijn aan te komen," En weder herhaalde de verteller: "Mij heeft hij met inzicht gegroet."
Wonderbaar verschijnsel van vorstenprestige: een koning, een prins of een prinses zal het woord tot een burger richten, op een ondergeschikten glimlachen, of hem de hand drukken, de kinderen en kindskinderen, zullen het aan de nageslachten nog weten te vertellen. De genaakbaarheid en de gemeenzame omgang van keizer Karel met zijn onderdanen wordt sedert eeuwen nog door ons volk met een gevoel van zelfverheffing geroemd. Mijn ambulancier heeft niets anders meer te doen dan schrijfwerk. Er zijn hier bijna geen gekwetsten. Gisteren heeft hij een deel der zeekust bezocht, na eerst Brugge gezien te hebben. O een mooie, ouderwetsche stad. Daar zou hij willen wonen. "Blankenberghe is gemoedelijk. Oostende, het zoo geprezene, beteekent niets: de stad is banaal, de Kursaal is niet artistiek, zelfs grotesk-pretentieus."
"Ge moet Oostende zien tijdens het badseizoen, met het drukke vreemdelingenheer, de talrijke uitspanningen en de uitbundigen luxe. Nu is Oostende zeker heel stil, vele menschen zullen weg zijn."
"Dat schijnt niet zoo, volstrekt niet. Ook is er weinig beschadiging aangericht, vreemden vertoeven er natuurlijk nu niet."
"Wat er niet al verteld wordt! Het heette hier: Oostende ligt plat."
In Zeebrugge verschenen boven het strand drie luchtvaartuigen van de Engelschen, onmiddellijk gevolgd door nog twee. Hij wandelde met kameraden en twee verpleegsters aan den boord der zee.
"Neerliggen, neerliggen!" riepen allen elkaar toe. En plat ter aarde wierpen ze zich. De bommen sprongen en ontploften, vuursproetelend hier en daar. De afweerkanonnen antwoordden "boem, boem, boem."
"Het was verschrikkend," zei ik.
"Och het is krieg, aan de verschrikking wordt ge gewend." Een grootsch aangrijpend schouwspel, deze moderne titansstrijd in de lucht, "grossartig grossartig," en nog in achterstallige bewondering stak hij de twee armen omhoog en zijn zwarte oogen fonkelden. "Niemand werd gekwetst. Een bom viel dicht bij twee kustbewoners, een heer en een dame. Een vliegtuig viel aan de noordelijke grens en werd in beslag genomen door ons." "Waarom op den grond gaan liggen?" vroeg ik. "Een rechtstaande persoon geeft meer vat op zich dan een uitgestrekte. Bommen ontploffen naar omhoog. 't Gevaar voor liggende is dus geringer."
Hij heeft een groot symphoniek concert bijgewoond. Stampvolle zaal.
"Jozef in Egypte" heeft hij gezien. [150]
[150]Wellicht wordt een muzikale voorstelling van het gelijknamige toneelstuk (1640) van Joost van den Vondel (1587-1679) bedoeld.
Er werd gezongen in het Nederlandsch en in het Fransch. Hij verstond noch het een noch het ander. Nu worden ook duitsche vertooningen gegeven, als het de huidige overheden behaagt den Vlaamschen schouwburg op te eischen.
"Opmerkenswaardig: de Duitschers wonen de vlaamsche vertooningen bij, maar Vlamingen onthouden zich de onze in den Grooten Schouwburg te gaan zien."
"Ze verstaan ze niet," zeg ik en denk: "gij verstaat ook den toestand niet en begrijpt niet, dat ge hier de vijand zijt."
Hij kijkt op de pendule: het is zes minuten voor negen, om negen moet hij op zijn kwartier zijn: "Adieu," en weg is hij.
Op een half uur tijds heeft hij dat alles verteld.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB