<>

1915-10-23 (1 bericht)

> | Zaterdag 23 october '15.
Heden moesten opnieuw al de paarden van Gent en de voorsteden aan den halster naar den wijk de Sterre worden geleid.
Ik zag — uitgaande — eenige der afgekeurde terugkeeren: schonkige beesten van welke men al de ribben tellen kon. Een paardenkenneroorsp.: paardenkenners beweert, dat de paarden, die naar het front moeten, in kleiner getal doodgeschoten worden dan sterven aan heimwee. Hij zegt: "Een paard is gehecht aan zijn stal, een plaats voorbijgezweept worden, waar het gewoonlijk stilhoudt, doet hem pijn en is slecht voor zijn gezondheid. Het kan zelfs daarbij doodvallen."
Voor het lokaal der Schijfschieting stonden wel honderd soldaten, een aschgrijze groep in den najaarsmorgenmist en van achter het lokaal bonsden de schoten oorverdoovend: wat moet het zenuwontredderend werken, zoo iets heel den dag te hooren van dicht bij. Arme buurt.
Een bende van een vijf en twintigtal kinderen kwamen zich bij de groep voegen. Ze waren ook in soldatenpak. Het was waarlijk een geval om te herhalen: "Kaum Schüler!" wat iemand eens heeft gehoord van een Duitschman zelf. [151]
[151]Cf. het dagboek op 23 februari 1915 ('s avonds).
Ik moet een grooten kruideniers winkel voorbij, waar ik kiekengraan koop en vraag er even naar: "Neen, niets meer te krijgen."
"Zend dan mais."
"Neen, er is geen."
"Tarwe, haver, rogge?" maar het ging steeds hoofdschuddend: "neen."
De koopvrouw, een dertigjarige, met een aangezicht, waarvan ge niet kunt zeggen of het mooi is of zonderling, hard blozend, heel breed aan de slapen, zwarte wenkbrauwen, boogvormige koolstrepen vormend op een blank voorhoofd, kleine zwarte oogen, donker haar en blanke tandenrij, antwoordt op mijn aanmerking, dat nochtans alles, wat ik bestel voor 't uitstalraam staat:
"Dat is waar, maar wij hebben schier niets meer in onzen winkel er moet toch wat voorgezet worden. Wat ge ziet, is 't eenig overblijvende van den voorraad."
Ze is terneergeslagen en vertelt, dat haar man sinds verleden jaar vrijwilliger in 't leger is. Vanaf sedert maanden heeft ze niets meer gehoord van hem. Hun handel is heel te niet, de cooperatieven en de amerikaansche hulpmagazijnen boren alles in den grond. Ze woont nu alleen met drie kinderen, het oudste tien, het kleinste anderhalf jaar oud. Haar echtgenoot — een vroeger soldaat — had het zich in 't hoofd gezet weder bij den troep te gaan. Aarzelend liet hij er eerst nu en dan een woord over vallen en sprak er eindelijk eens beslist met haar over.
"En ge raaddet het hem af?"
Haar zwarte oogjes werden grooter, hoog opengetrokken. Kort ademde zij:
"Bijlange niet: doe wat ge voor uw plicht aanziet, en dat Onze Lieve Heer u bescherme!" had ze gezeid.
Wat is er hier toch veel te bewonderen in in onzen tijd van oorlogsnood!
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB