<>

1916-09-27 (1 bericht)

> | Woensdag 27 sept. '16.
De jonge heer van Dendermonde, die op zestienjarigen leeftijd met zijn vader naar Soltan werd gestuurd zonder gekende oorzaak en die nu den leeftijd bereikte, waarop hij zich op bepaalden datum moet begeven naar het Melde-Amt, vergat dien plicht en ging een dag te laat:
"Drie dagen gevang of dertig frank boet."
"Dertig frank bezit ik niet."
"Dat hebt ge zeker wel, gij die net gekleed zijt, zooniet, naar de gevangenis."
Toch deden ze vooreerst een onderzoek: "Waarom kwaamt ge gisteren niet?"
De knaap kreeg een heerlijken inval:
"Ik moest in 't College van Sint-Barbara een examen passeeren." "Om welk uur?"
Dat vermeend uur gaf hij aan.
"Wij gelooven 't niet, ga en haal een bewijs daarvan. "Ja zeker, zeker," zei de bestuurder, die de leugen om beterswille grappig vond, "dat gaat," en hij schreef een attest, waarbij de scholier genen dag speciaal was ondervraagd geweest. Leugens worden meest altijd ontdekt: de aangegeven uren kwamen niet overeen en opnieuw moest de schuldige naar het college, waar door een tweede list van zoogezegde vergissing in opgave van den tijd, hij van de straf ontslagen werd.
Klein Oorlogsprentje.
In den tram van Ledeberg zat in tweede klas een volksvrouw met een kind in de bussel op den schoot. Het was met een zwarten sjaal warm toegedekt. Ze gaf het teedere namen, kuste het eens onder den sjaal en stak het eindelijk een zuigpropje, aan een touwtje om haar hals hangend, toe. Een andere werkvrouw zag verbaasd, dat overdreven vertoon van moederliefde aan, en twee soldaten; rechtover hen gezeten, ook getuigen van zooveel aanbidding, lachten er om.
Allen stegen af aan den Eggermond-stilstand te Ledeberg. De soldaten trokken achteloos het plein op: de jonge moeder greep de reisgezellin bij de mouw en met de mededeelzaamheid eigen aan de volksklas, "Kom ne keer hier," leidde ze deze aan den hoek, "wilt ge mijn kweek zien?" guitig gezegd.
Ze verwijderde den sjaal en nog wat luiers en een versche ham kwam er van onder te voorschijn. Luid schaterden beiden hun vreugd uit: "Het is," berichtte de pleegmoeder, "een hesp, die ik voor rijke menschen een uur en half van hier, bij een hunner pachters heb gehaald. Vijf frank boodschapsloon brengt dat kindeken mij op: "Zoete, zoete, lieveken," schertste zij, omzichtig de luren en den doek daarover dichtvouwend en het pak herhaaldelijk streelend met de vlakke hand.
Een paar nachten geleden zijn voorraadmagazijnen te Deinze door de geallieerden met bommen bestookt. In Brugge zijn dienzelfden nacht, ook door 't werpen van bommen, groote branden waargenomen. Vele soldaten en burgers zijn gedood, maar wij weten hier niet hoeveel, wij weten dat nooit bepaald.
Een duitsche toondichter-letterkundige en wereldberoemd pianist, met wien ik toevallig de reis naar Australië deed, kondigde mij zijn bezoek tegen verleden maandag uit Brussel aan. En nu komt bericht, dat hij voor Gent geen pasport krijgen kan. Hij verblijft tijdelijk in België om opzoekingen te doen aangaande den volkszang. Hij schrijft een boek daarover, dank aan al de documenten, die hij tijdens zijn vele artistieke zwerftochten door al de beschaafde landen der vijf werelddeelen heeft opgedaan, dank aan een uitgebreide taalkennis. Het was op verzoek van den Generaal-Gouverneur, Freiherr von Bissing, dat hij naar België kwam... En hij krijgt van de militaire overheid tot dusverre geen oorlof om zijn studies te volledigen!...
Op zoek ben ik, naar schuilplaatsen rond mijn huis tot het verbergen van boter, eieren en gerookt vleesch, in grooter aantal aanwezig dan het armzalig veroorloofde voor een tijdverloop van twee maanden en twee personen.
Op den zolder achter het sprokkelhout? 't Is er te warm.
Onder matrassen? — Geen lucht genoeg.
In de niet gebruikte logeerkamer? — Daar is geen veilige schuilhoek.
In 't gesloten wijnkeldertje? O neen, ze zouden er dadelijk beslag op leggen, als ze den wijn komen pakken...
Delven? Neen, dat kan ook niet. De potten zijn te groot. Ten slotte een eindvoorstel, dat geen wederspraak meer schijnt te moeten duchten: in den tuin, boven 't kolenkot, het kippenrek. Ja, daar hadden wij het.
De boterpot vol eieren, in kalkwater bewaard, wordt door de meid heel moeielijk en heel voorzichtig langs de keldertrap boven tot op het erf gesleurd, op elke trede eens rustend neergezet.
"Nu opgepast, dat de buren niets bemerken." Wie kan voor zoo iets oppassen, als er vensters van de naaste huizen op uw erf uitzicht hebben?
De kans was dus maar gewaagd. Het kot is net gereinigd, kalk op den plankenvloer ligt uitgestrooid, daar zal geen navorscher het verborgene ontdekken!...
"Maar de hennen zelve, waar zullen die nu slapen gaan?"
"Och... de hennen! Wel, beneden op een vastgenagelden stok, met het houten zitverhoog uit de beneden eetplaats, dat nooit gebruikt wordt, er als een afdakje, schuin over gesteld. Het zal daar warm wezen en willen ze er niet onder, in de met sperdraad afgesloten ruimte kan het immers toch niet regenen."
Het kolenhok ligt vol met groote stukken cokes en veel zwart gruis. Daar kan geen laddertje gesteld worden naar de hooge opening. Maar Suzanne is handig en bezit de kracht van een man. Ze stijgt moedig op den tas, al brokkelt het mul voortdurend onder haar voeten naar beneden, al glijdt ze ondanks al haar oplettendheid met de zware potten — er zijn er nu drie — opvolgentlijk aangebracht steeds bedreigd heelemaal om te tuimelen, toch geraakt ze met de vracht veilig op de bergplaats. Oef! wat een onderneming was dat toch! Van het verheimelijken van het vleesch aldaar was reeds afgezien. Dit zal ergens op het hoogste zoldertje boven de mansardekamer aan spijkers op een balk worden gehangen met een bundel stroo er over.
Het vierkant openingje [236]
[236]Loveling gebruikt wel vaker het suffix '-je' als diminutief waar dat eigenlijk niet kan. Omdat dit dus geen alleenstaande gevallen zijn, worden ze in deze editie niet gecorrigeerd.
in het kippenhok, boven de trap langs waar ze op den roest klimmen, is toegeschoven. Nu de deur van 't rek toegedaan en alles zal in orde wezen.
"Maar wat riekt er hier zoo geweldig slecht?" vraag ik, die nochtans alles heb bijgewoond en er nu eerst acht op geef. "Het zijn kolen," antwoordt Suzanne, "een oprechte pest, alle morgenden, als ik de deur opendoe, na een nacht van besloten lucht. Moet ik den emmer met kolen altijd een poos buitenstellen, voordat ik hem bovenbreng."
Helaas, helaas! Al die beslommeringen en dat tevergeefs: eieren en boter, die zoo gevoelig zijn voor slechte atmosfeer, zoo licht bederven, de boter vooral! En, om geen noodlottig einde af te wachten, wordt alles weder afgenomen en op gods genade onbeschermd op de oude plaatsen in den kelder gezet. Zou het mogelijk verlies voor de boter wel groot wezen? Betwijfelbaar, want ze is zoo vervalscht, dat ze beschimmelt en sterk wordt; ondanks alle denkelijke zorg en hoogbetaalden prijs.
Eikels, noten, kastanjes, tot wilde kastanjes toe zijn in beslag genomen.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1916
<<september>>
ZoMaDiWoDoVrZa
     12
3456789
10111213141516
17181920212223
24252627282930
       
logo CTB