<>

1917-12-06 (1 bericht)

> | Donderdag 6 december '17.
Het is Klaasdag. De menschen hebben geld. Hij wordt weder gevierd. Klaasdag! die zoovele hartjes doet kloppen van blijde verwachting en zoo zelden teleurstellingen wekt, want het spreekwoord "een kinderhand is licht gepaaid" zegt het goed. En denk eens: ik ook krijg een klaas door bemiddeling van de duitsche Legatie uit den Haag. Denk toch eens in dezen tijd van afzondering en leemte: een brief, een pak! een geliefd handschrift zien, hem niet openen met een papiermes, maar hem openscheuren met het echt gevoel van eigendomsbezit, al het hartsverkwikkende lezen, dat er instaat. Een keurig rozekleurig pak, gelachtig heel dun karton, zoo glad als satijn, met zacht roode koordetjes toegebonden en... om de verrassing zoo lang mogelijk te rekken, geen schaar gebruikt, die de mooie bindsels kwetsen zou, maar omzichtig traag al de knoopjes losgewrongen en daar in eens den inhoud voor u openliggend in al zijn milde heerlijkheid van lekkernij!
Wat weegt zooveel trouwe verkleefdheid, de ziel van die uitgezochte dingen, niet op tegen veel rampspoed van dezen tijd in de weegschaal van het geluk!...
Het heeft vannacht weder vreeselijk gebruld van kruisvuur in de lucht en in vele huizen heerscht bittere rouw en staat het spook der toekomst dreigend voor 't zelfbehoud en het behoud van beminde wezens dreigend daar. Maar... door welken doem der fataliteit keeren de gedachten toch altijd, na een korte opwelling van vreugd weder naar het bedroevende. Zie en hoor liever, dat Sint-Niklaas dit jaar ondanks het gure leven de kinderen niet vergeten heeft; kleine kleuters loopen met houten bajonnetten en sabels aan den gordel argeloos geweerkens op den rug dragend, of geschouderd, of speelsch op elkander aanleggend, en parade passen doende... militaire atmosfeer, militaire opkweek!...
Eens uitgegaan. Zie van achter de steile hoogte van den boulevard duiken, in kadans bovenkomende kronen van chrysanthemen op, kronen van rose, mauve en witte bloemen, sterk afgeteekend tegen 't grauw der kazerne, benevens heel groote schoven van allerlei bloesemkleur... in december o! Soldaten dragen ze naar 't lazaret van 't Palace Hotel toe. Daar moet een aanzienlijke krijgspersoon gestorven zijn... Des avonds komt naar mijnent een officier, om het antiek koperwerk, dat ik voor 't museum van Oudheden te behouden wensch, na te zien. Hij is heel hoffelijk, stelt zich zelfs voor: Ritter von Hohenhane of iets dergelijks, ik versta 't niet goed en hervragen durf ik niet.
"Wat schrikkelijke, deerniswaardige toestanden bestaan er hier toch," zegt hij op diepen toon van medelij. En hij vertelt, dat een arme vrouw, in de pension, waar hij woont, is komen werken om haar stadsteun wat bij te helpen. Nijdigen hebben het aan de overheid verklikt. Ze moest haar post opgeven of van den onderstand afzien. De kleinen verhongeren schier, hij — in zijn goedheid — heeft ze wat geld gegeven. Zijn hospita schonk haar een oud tapijt als beddeken, want het wollen matrasje waarop hare drie kinderen sliepen is aan de bezetting moeten ingediend worden... "schrikkelijke toestanden!" herhaalt hij meewarig, heel onder den indruk nog.
Schrikkelijk voorzeker, maar wie heeft ze geschapen, deze toestanden? Ik durf hem de vraag niet stellen. "De Turken hebben Jerusalem ontruimd, de plaats heeft geen strategische waarde," zegt hij bij het henengaan.
Waarom hebben ze die dan verdedigd? vraag ik mij af. [307]
[307]Inhoudelijk lijkt zich hier een breuk voor te doen, maar Lovelings papiernummering loopt gewoon door.
Al hun ribben zouden te tellen zijn. Tusschen de wagens gaan ook paarden aan den toom geleid. Ik zie ze achterna, een oogenblik stilstaande. Waarom dat staatsie vervoer?
Een bekende spreekt mij aan: "Zieke dieren, met bestemming voor een drongensche weide, waar ze geslacht zullen worden," bericht hij mij.
O, ineens schiet mij te binnen, dat er sedert kort weder zooveel roode en zwarte gerookte worsten voor de ramen der ledige slagerswinkels te koop liggen, "- en moeten de menschen dat eten, zulk vleesch?" vraag ik huiverend.
Hij glimlacht eens geheimnisvol, haalt de schouders op en ijlt weg.
Op het Heuvelplein staan reeksen van barakwagens, keurig geschilderd, rein onderhouden, met witte gordijntjes achter de minuscule raampjes en trapjes op naar de ingangsdeur.
De foore van Gent was steeds de eerste van 't jaar in België en de kermisgasten waren gewend, van ouds her, hier den winter door te brengen. Er zijn geen fooren meer en ze hebben zich thans blijvend op dat plein — ten minste voorloopig — gehuisvest.
Van wat leven ze? Worden ze ook ondersteund? Velen zijn photografen, wat blijkt uit onooglijke portretten, die op den kant der voertuigen als lokaas voor de liefhebbers dienst doen.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1917
<<december>>
ZoMaDiWoDoVrZa
      1
2345678
9101112131415
16171819202122
23242526272829
3031     
logo CTB