<>

1915-02-05 (1 bericht)

> | Vrijdag, 5 februari 1 uur
Troepen soldaten komen door mijn straat. In 't grijs, meest allen met een groenen pinhelm op. Ze zijn zwaar geladen met wapens, ransels, opgerolde pakken, met keteltjes of metalen kokers op den rug. Hun houding is gebogen, bij meest allen zinkt het hoofd naar den grond. De straat klimt nog al op, daardoor kan het komen; of is het vermoeienis? Een sleept zijn been, hij kan den vluggen pas der overigen bezwaarlijk bijhouden; een drietal hinken, strompelen, dreigen te vallen.
Ik tel en tel, misschien met een lichte vergissing, maar kom tot achthonderd. Ze zijn verdeeld in scharen van een vijftigtal: in 't eerste gelid gaan er vijf, dan telkens vier. Tusschen elk peloton, van de andere hoopen heel afgescheiden, stapt manhaftig een officier.
Ze trekken op in de richting der Leopoldkazerne, in Wilhelmskazerne herdooptoorsp.: hedoopt.
Later verneem ik, dat ze, van 't front komend, hier een rustpoos zullen doen.
Om drie uur ga ik in het Stadspark. Langs de lanen, met kastanjeboomen beplant, die er heen leiden, staan ijzeren palen, met aanduidingsplaten der Gentsche politie: "Verboden voor ruiters, auto's, rijtuigen en moto's." De bestrate weg — heel breed — ligt op heel de lengte berijdbaar open.
Het verbod verachtend, komen, als immer, Duitschers te paard, een, twee of drie tegelijk op die aardewegen aangedraafd of in galop, zoodat groote brokken van den grond achter hun hoeven wegvliegen, en de grond zelf hobbelig doorploegd liggen blijft.
Het weder is heerlijk, de hemel wolkeloos blauw; de meezen zingen; alles schijnt te jubelen, omdat de lente in aantocht is. Er hangt een ragfijn floers van pareltint en maluwmauve tussen de heesters, waarachter de donkerheden der dennen te sterker uitkomen. Geen adem van den wind rimpelt het effen vlak van de vijvers, waarop blanke zwanen, als pleisteren kunstwerken, onbeweeglijk liggen in den reeds warmen zonneschijn.
Enkele wandelaars; hier en daar een jeugdige, sierlijke dame met een meid, die een kinderwagentje voortstuwt; schildwachten patrouilleerend voor het Feestpaleis, voor den ingang van den Plantentuin, [66]
[66]De Plantentuin (Ledeganckstraat 35) behoorde toe aan de universiteit. Hij werd bestuurd door prof. Dr. MacLeod.
voor het museum van schilderijen. Maar vooral Feldgrauen, overal Feldgrauen slenterend, den dolk — versierd met gekleurde kwispels op zijde, den revolver in de scheede op de linkerflank, of het geweer op den schouder,en de bajonnet daarboven uitstekend, emblema van een bestendig dreigement.
Beneden een kleine helling staat een groep menschen, burgers en soldaten. Daar is iets te zien en ik blijf ook kijken: een jongetje, een arm kind van een jaar of twee oud, staat te schreien bij een modderigen plas, dien het goed weder den tijd nog niet gehad heeft om op te drogen.
"Allo toe, zeg waarom da ge schreemt," vraagt iemand aan den kleine, hem bij het schoudertje schuddend; doch hij jammert voort als een stil, traag, slepend gezang.
"Hij is al te klein, hij kan dat nog niet uiteendoen," zegt een andere toeschouwer.
"Zijt ge iets kwijt? Hebt ge wat verloren?" gaat het weder.
Dat woord verloren, wekt hem uit zijn kindersmart. Het betraand gezichtje kijkt eerst naar den belangstellende op en hij murmelt iets onverstaanbaars, dan met het handje den grond aanwijzend.
Elk kijkt en zoekt... Een soldaat, die, neergehurkt, ook opsporingen doet, raapt uit de modder iets op, dat hij triomfantelijk omhoog steekt en aan den knaap geeft. Getroost reeds ziet de kleine zijn schat — een marmer [67]
[67]Knikker, cfr. marmel, marbel.
— aan, die hem in de vuilnis ontvallen was.
"Schön Dank," zegt in zijn plaats een dikke, bejaarde, manke dame, die ik voor mij aan den arm eener helpster heb zien voortsukkelen, die ook was blijven staan en met een ouderwetsche buiging knikt zij goedig den hulpvaardigen soldaat toe.
Al de omringenden schieten in een luiden lach en al de duitsche krijgers lachen galmend mede, met hun jonge witte tanden en hun frisch gelaat.
Schorsing, geest- en hartsineensmelting...
Maar... In de verre verte dommelt het kanon met zware tusschenbonzen van het moordend zeegeschut...
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1915
<<februari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
 123456
78910111213
14151617181920
21222324252627
28      
       
logo CTB