<>

1915-02-14 (1 bericht)

> | Zondag 14 februari '15.
Waar zou ik vluchten, indien Gent gebombardeerd moest worden? Nergens. Er bestaat geen oord van veiligheid meer: mijn huis ligt op het hoogste gedeelte van de stad, een goed mikpunt dus. De keldering is niet sterk boogvormig, dus niet zeker tegen gevaar. Elders heen? — waar? De wegen zijn niet veilig rondom de stad, de naburige dorpen zijn het evenmin... Ik dacht dwaselijk in het begin van den oorlog: "Ik zou in geval van nood mijn toevlucht nemen tot het Klein Begijnhof; het behoort aan den hertog van Aremberg, een Duitscher. Het zal "geschont" worden. Daar woont een nicht van mij, een vriendin en ook nog een bekende; deze zullen tijdelijk de gevluchten herbergen..." Alsof van 't eerste kanonschot en nog vóor het vallen van 't eerste schot, de groote ingangspoort niet zou gesloten wezen!...
Het best is stil te blijven, waar men is en het komende en gebeurlijke gelaten af te wachten.
Er ligt een soort van bevrediging in, de fantazij vrij spel te laten, zich te vermeien in akelige voorstellingen, de toepassing vooruit te zien van strenge straffen voor kleine misdrijven die in beroerden tijd, groote evenredigheden aannemen; men wil in verbeelding sidderen voor wat het verstand toch weet, dat vermoedelijk niet geschieden zal.
Zoo kan ik mij verdiepen in gruwelwekkende en toch schier behagelijke geestesfoltering: van soldaten, die zullen binnenkomen, opzoekingen doen, handschriften ontdekken en mij tot ballingschap of tot de doodstraf veroordeelen...
Het gewicht zelf dat ik hecht aan mijn aanteekeningen, boezemt mij moed tot voortzetting in. Soms als ik slapen ga, in het zalig bewustzijn nog voor heden, en hoopvol voor morgen, veilig in mijn gewone, geliefde omgeving te wezen, denk ik genotvol: "wat ben ik blijde tot dus verre nog voor gevaar gewaarborgdoorsp.: gewarborgd te wezen."
En toch huiver ik — enkel in een spel der verbeelding — een troost eerder dan het ontsnappen aan een bedreiging:
"Nu zou 't mij toch niet lusten om morgen vroeg door krijgsmacht hier uitgehaald en naar het Park geleid, en daar gefusilleerd te worden!" En mijn voorstellingsvermogen is zoo opgewekt, dat ik in werkelijkheid een schot meen te hooren, als op dien vroegen ochtend, toen de belgische spioen hier dichtbij, door zijn eigen landgenooten onverbiddelijk werd neergeveld. Ik ben het niet alleen, welke die schrikbeelden oproep en zinsbedrog den toom laat vieren: aldus zijn er bewoners in de buurt van het Gravenkasteel — de sterke Gentsche burcht uit de middeleeuwen — die 's nachts wakker schieten of den slaap niet vatten kunnen. Zij hooren weeklagen en noodgehuil. Dat stijgt — beweren ze — op uit onderaardse kerkers, waar noch licht noch behoorlijke lucht is, en waar duitsche soldaten gevangen zitten. Deze hebben geweigerd naar den IJzer te trekken en zijn door den krijgsraad veroordeeldoorsp.: veroordeeldeeld om aldaar in oublietten te verhongeren, totdat de dood zich hunner ontfermen, en aan lijden een einde stellen zal...
Verzoekt het niet, ze van hun overtuiging af te brengen... Is het ook verbeelding wat zoogezegde ooggetuigen vertellen van wapenoefeningen, die ze hebben gezien: oude onhandige mannen van den Landsturm, die kaakslagen en stampen krijgen, als ze de bevelen der onderrichters verkeerd uitvoeren? Jongens van zestien, zeventien jaar, soms wel lomperiken, inderdaad, maar waarop vloeken, met "Donner Wetter" als hagelvlagen neerstorten door stooten en schoppen kracht bijgezet? Is het waar, dat ook beschaafde aankomelingen van den middelstand uit gymnasiums en pensionaten worden gehaald om dienst te nemen in het leger of op de bureelen werkzaam te zijn? Is het waar, dat onvolwassenen, onder zedelijken dwang, de wapens moeten opnemen als vrijwilligers, zooniet dat de openbare verachting op hen weegt? Dat weet ik allemaal niet, doch schrijf het neder als een bewijs van de opschudding der geesten of hun ontreddering. Alzoo vertelt men van een soldaat, die in een café zittend, een bende jonge kereltjes van het exercitieplein komen zag, eensklaps opstond, buitenliep en een kind van vijftien of zestien jaar, in soldaat gekleed, aan het hart drukte.
Het was zijn zoontje, dat uit een kostschool was gehaald. Volksgeloof waarschijnlijk. Maar altijd zeker is het, dat hier ontelbare baardeloozen verblijven, nu meer dan in 't begin van den krijg.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]

Kalender

1915
<<februari>>
ZoMaDiWoDoVrZa
 123456
78910111213
14151617181920
21222324252627
28      
       
logo CTB