<>

1915-09-09 (2 berichten)

> | Donderdag 9 september '15.
Bezoek van mijn ambulancier.
Hij spreekt over den oorlog. Ik schrijf het enkel op, omdat het den geestestoestand en de denkwijze der hier verblijvende Duitschers weergeeft:
Er wordt niet veel meer gevochten in 't westen voor het oogenblik. Er zijn schier geen gekwetsten in Gent. Hij heeft niets of bijna niets meer te doen. Gaarne maakte hij van den vrijen tijd gebruik om goed Fransch te leeren. Hij hoopt weldra de kans te hebben vriendschappelijk ontvangen te worden in een gezin, waar enkel Fransch gesproken wordt!
"Waar is zulk een gezin te vinden?" vraag ik mij af, dochoorsp.: docht laat hem voortpraten.
Engeland maakt zich vaardig om nog een millioen mannen uit de koloniën op te eischen. "Hoelang zal de oorlog nog duren?"
Zijn antwoord: "In Rusland is 't zoo goed als gedaan; maar in 't westen kan 't nog rekken tot na den wintertijd. De keizer was steeds vredelievend en is het nog. Het duitsche volk beschuldigt hem van te lang gewacht te hebben om zijn land te verdedigen."
"Tegen wien?"
"Wel! Tegen de Franschen."
"Frankrijk was niet gereed om oorlog te voeren."
"Het was zoodanig gereed, dat fransche legerbenden reeds in België en in den Elsas waren voor den 31 juli '14. Uw koning is zeer plichtig. Met een beiersche prinses getrouwd, zelf van Duitschen oorsprong, ging hij een heimelijk verdrag met Engeland tegen Duitschland aan."
"Dat wordt zeer betwist."
"Het is zoo waar, dat de documenten er van in Antwerpen gevonden zijn. België wordt Duitsch, 't is te zeggen zooals Saxen, Beieren en Würtenberg. Uw koning blijft koning op de manier van gindsche koningen."
"Indien hij in zoo iets toestemt, de zelfstandige, de dappere onder de dapperen!"
"Hij doet het gewis."
"De Belgen zullen nooit het juk van het pruisisch militarismus verdragen. Een minister heeft het gezeid in een rede vóor het begin van den krijg: nous ne serons jamais soumis," werp ik op.
"Soumis! En ge zijt het meer dan een land ter wereld. België ligt gekneld onder den knie van de katholieke geestelijkheid. Militarismus, dat bestaat niet in Pruisen evenmin als in Duitschland. In Rusland bestaat het wel. Duitschland is het vrijste land op aarde: de pers is vrij, elk is vrij."
"En de veroordeelingen voor majesteitsschennis?"
"Ja, slechts als de aanranding te ver gedreven is. Wij komen België bevrijen uit het juk van 't priesterdom. Wij zullen de geestelijkheid op hare rechte plaats terugdrijven, niet boven, onder den Staat moet ze staan."
"Hoe zal dat kunnen aangezien België zijn eigen wetten behouden zal, als onafhankelijk zijnde van Duitschland?"
"Wij hebben België lief, wij komen België beschermen."
"Gij toont het uw liefde door de Belgen te dooden, door de steden te verdelgen, door den handel te ruïneeren."
"Belgische pastoren hebben het volk opgeruid, mannen vrouwen hebben onze soldaten verminkt, de oogen der gekwetsten uitgestoken — ik heb er zulke gezien — en als rechtmatige straf zijn de daders aan een muur of boomstam gesteld en als honden doodgeschoten."
Ik schud het hoofd, ontkennend, maar hij vervolgt zonder mij te laten spreken.
"België zal heropbloeien rijker dan te voren. De keizer zal al de geleden schade betalen. In 1870 heeft België met ons gejuicht over onze zege te Sedan, waarom zou het nu vijandig gezind wezen tegen ons, zijn beschermers?"
"Velen hebben zich destijds verheugd, omdat het fransch imperialisme een gevaar voor België was."
"Weet ge wat, Engeland wil België inpalmen, daarom is 't hem te doen."
"Wij willen noch duitsch, noch fransch, noch engelsch wezen, alle veroveraars zouden even slecht gekomen zijn."
"En toch het moet, België moet duitsch zijn. Och, de overgang zal niet moeielijk wezen: uw ras, uw taal zijn zoo nauw aan ons verwant. Na enkele geslachten is de versmelting klaar."
"En de godsdienst?"
"Beieren ook is katholiek."
"En de zeden, de gebruiken, de overleveringen, de gedachtengang, de karaktervorming?"
"Het moet," onderbrak hij mij, "Duitschland moet België hebben als bolwerk, als onderpand van vrede, dat zijn aanranders de onmogelijkheid stelt, het onrechtvaardig aan te randen."
"De belgische pastoors hebben het volk opgeruid. Ze schoten op de Duitschers. Een civiel mag dat niet doen volgens de oorlogswetten."
"De oorlogswetten zijn door de Duitschers niet in acht genomen. En ook wat weten ongeleerde menschen van conventies! Het is heel natuurlijk als bandieten in uw huis breken, dat ge middelen ter verdediging gebruikt. En dan nog wat enkelen deden, mocht niet door allen geboet worden. Er bestonden geene redens om Leuven te vernielen met de hoogeschool van onschatbare waarde," antwoord ik.
"Dat moest als voorbeeld dienen en schrik aanjagen voor verderen opstand tegen 't leger."
> | Donderdag 9 sept. 's avonds.
Oostende wordt, volgens een gerucht, gebombardeerd door de bondgenooten.
Een verordening staat in de dagbladen, waarbij degenen, die weigeren te werken in 't openbaar belang, zullen gestraft worden met vijf jaar gevang. Wie tusschen de lijnen leest, begrijpt, wat dat openbaar belang hier beduidt. Er wordt gemeld, dat de gentsche fabrikantenoorsp.: fabriekanten desaangaande in onderhandeling met de duitsche overheden zijn, dat allen behalve éen toegestemd hebben om het geëischte werk te doen. Dat bericht moet echter nog bevestigd worden moest het waar wezen, zou er vermoedelijk opstand gebeuren van wege de volksklas, wier mans, vaders en zonen hun bloed vergieten voor het vaderland.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB