<>

1915-09-25 (2 berichten)

> | Zaterdag 25 Sept.
Een meid zonder dienst, een werkvrouw en een noodhulp zonder arbeid, kunnen van het hulpcomiteit nergens steun vinden.
Een zulker, een vroegere noodhulp hier, sinds lang getrouwd, van haar man verlaten en bij een getrouwde dochter, nu kinderlooze — nu weduwe — inwonend, beide zonder bestaanmiddelen, kwamen op het denkbeeld fruit te venten langs de straat.
Het pasport — dŕt kost geld — was een bezwaar. Doch hoe vertroost waren ze niet te vernemen, dat met een stootkar van de eene plaats naar de andere in het omliggende gaande er geen noodig was.
Ze trokken naar Landegem, drie uur gaans van hier. Daar kochten ze op een boomgaard peren aan 00.6. den kilog.
Met hun zware vracht — verscheidene honderd kilog. in 't zweet hun aanschijns, in de brandende zon, kwamen ze aan in Gent.
Ze reden door de straten.
En om de beurt schreeuwden zij:
"Peren, schoone peren aan 0.8 centimen, den kilog." Ze waren dat hard roepen niet gewend, en na het verloop van eenige uren, zoo heesch, dat hun stem nauw nog verstaanbaar was.
Maar ze hadden geluk, ze verkochten hun ware. Onmeedoogenden boden wel een centiem af hier en daar op de laatste kilog. vooral, bewerend, dat de prijs te hoog was.
Ze waren uitgeput en gaven toe. Ze kwamen thuis, na de geleende stootkar aan den eigenaar in hare schuilplaats te hebben gebracht en betaald.
Van 's morgens vijf uur tot 's avonds zeven uur hadden ze geslaafd.
Ze telden hun geld. Met afrekening van den huurwagen en het loon aan den afplukkersjongen hadden ze samen drie frank gewonnen.
Ze moesten spaarzaam wezen, het geld zoolang mogelijk doen duren. Ze waren te laat begonnen met dat venten; de oofttijdoorsp.: ooftijd was uit.
Voor hun avondmaal aten ze dien avond gekookte aardappelen zonder saus op de kachel geroosterd.
"Dat is verschrikelijk," zei ik, ontroerd.
"Och, wij hadden zulken honger, het smaakte als suiker," zei de vrouw.
Kort na het vertrek der werkvrouw, die mij dat verteld had, en nog onder den indruk er van, vertelde ik het voort aan een bezoeker, hoogleeraar alhier.
Zonder een woord opende hij zijn portemonnaie, zocht er in, nam een briefje vast, legde het weder, dan een grooter en gaf het aan mij:
Twintig mark.
"Ziehier voor die rampzaligen," zei hij, "geef niet alles in eens, bedeel het hun."
Ik was beschaamd. Mijn hart is mij getuige, dat het niet mijn bedoeling was, de armen, die hier hulp inroepen aan met hen onbekenden tot last te leggen, wat ik heel verkeerd vind. En toch juichte ik: "Het is veel te veel en zoo heb ik het toch niet gemeend," sprak ik verontschuldigend.
Maar hij antwoordde: "Wij geven allen veel te weinig aan hen die lijden."
Dat behelsde zooveel waarheid en wekte zelfverwijt bij mij op.
Och bij de vele toewijding en menschenmin ontmoet ge ook halsstarrige hardvochtigheid.
Ik bezocht dien zelfden dag een zieke. Zij is oud, sedert verscheidene jaren is ze tot loopen onbekwaam uit hoofde eener heupbreuk.
Ze is rijk en heeft onlangs nog door het bijna gelijktijdig sterven van hare twee zusters vijfhonderdduizendoorsp.: vijfhondduizend franken gedeeld. Van tijd tot tijd kwam in vredestijd haar zaakwaarnemer, ze gaf hem den sleutel van haar brandkast in de bank, hij sneed aldaar de vervallen wisselbriefjes af, bracht haar die, met stipte rekenschap en, na onderzoek, gaf ze hem die weder voor de aankoop van nieuwe effecten, die bij de overige in de brandkast werden gelegd.
En daar zat ze aan het raam in haar hoogen mekanieken zetel, met kussens achter den rug en de knieën overdekt met een groen satijnen sprei.
Twee nonnekens zijn ten haren dienst ook twee meiden.
En als altijd, onveranderlijk, werd er gesproken van den oorlog.
Een der nonnekens kwam juist terug van een bezoek in haar klooster.
Het geven van zorgen maakt familiaar [146]
[146]Het fragment waarvan het manuscript pas recent werd ontdekt, eindigt na de tweede lettergreep van 'familiaar'.
ook het geestelijk kleed draagt er toe bij — van den kant der steeds hulpvaardige. "Och," vertelde het nonneken, "madame, ik heb daar iets gezien, dat mij heeft aangedaan: het arm, kreupel vrouwtje, dat hier nevens alle weken om overschot van eten komt, kreeg daar zoo even een kook aardappels in haar korfje. Ze dankte, heel neergebogen zoo als ze doet, en zich wat oprichtend en omkeerend; stond ze voor een andere arme, slecht gekleede vrouw:"
"Ach," zei deze, "gij durft vragen, gij en ik niet."
"Die wat krijgt, moet wat geven," antwoordde de bedelares, "houd uw voorschoot open," en ze schudde wel de helft van haar voorraad er in.
"Zoo," antwoordde de verlamde als verstrooid, "dat was wel gedaan," en tot mij gewend; sprak ze met een radheid van tong, die voor een beter doel bewonderenswaardig zou zijn geweest, beangstigd het onderwerp uit den weg kegelend: "A propos van aardappelen, hebt ge er ooit op nagedacht, dat dit eene van de zeldzame veldvruchten is, die op alle tafels, hoe voornaam of hoe ellendig ook voorkomt in alle seizoenen en bij elke gelegenheid tot op de kostbaarste feestmalen toe?"
Arme rijke, zelf zoo diep beproefde vrouw, die zooveel andere voortreffelijke eigenschappen bezit en, in den klauw der gierigheid, nog voortdurend goud ophoopt en uw eigen berooft van het zalig beoefenen van menschenliefde en menschenhulp...
> | 25 september zaterdag '15.
De Kölnische Zeitung meldt, dat een oorlogsleening van twaalf milliard in Duitschland gesloten is.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB