<>

1915-09-02 (1 bericht)

> | 2 september '15
Er is iets, dat mij sedert twee dagen in het hoofd blijft spoken: een visioen, onverdrijfbaar, van voor mijn geestesblik:
Toen wij eergisteren voorbij het lokaal der Schijfschieting reden, wemelde het grijs van soldaten aan den overkant onder de boomen: het waren jonge kereltjes van zeventien, achttien jaar. Ze werden gedrild door hier en daar een er bij staanden oudere. De eerste reeks lag neergeknield, de tweede reeks stond daarachter en allen mikten met den loop hunner geweren recht naar ons in het voorbijrijden. Het was een hachelijk schouwspel, die stalen, horizontale lijnen, blinkend in de bleeke morgenzon; het was schrikwekkend die kleine, ronde, zwarte holten aan het uiteinde, schietgaten, waaruit de kogels komen!...
Voorzeker waren die geweren niet geladen en zouden die recruten, al waren ze 't geweest, er niet mede op voorbij ijlendenoorsp.: voorbijeilenden gevuurd hebben, doch zenuwangst beheerscht weleens de rede in onverstand. En nu zie ik dat altijd weder, verbeeld mij wat het wezen moet voor een peloton soldaten te staan om te worden neergeveld!
Geblinddoekt worden zij. Sommigen weigeren, verwijderen de mededoogende hand, die hun den aanblik van de laatste toebereidselen verheimelijken wil.
Moedig is 't maar onvoorzichtig toch: hoe zekerder de veroordeelde getroffen wordt, hoe verkieslijker voor hem. Gebonden zijn ze niet. En wie is van karakter sterk genoeg om op het beslissend oogenblik onvrijwillig geen ontwijkende beweging te doen, pal te blijven staan tegenover de verdelging, een beweging, die het einde, door onvolledig dooden, verzwaart. Dus opgepast: een blinddoek voor de oogen, indien het gerecht over uw lot heeft beslist.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB