<>

1916-08-05 (1 bericht)

> | Zaterdag 5 augustus.
Oorlogsprentje.
Ik ga om een pasport voor het omliggende in de voormalige Concorde — een maatschappij — thans tot Pass Centrale ingericht. Als immer heel veel volk. Achter borstweringen, waarboven staat: Schalter 1, Schalter 2 enz. zitten soldaten te schrijven.
Op mijn beurt doe ik beleefd mijn aanvraag, een certificaat van den dokter voorleggend, luidens hetwelk ik voor gezondheidsredenen naar buiten in open rijtuig toeren moet doen.
"Voor hoelang?" ook beleefd.
"Een maand."
"Goed, zet u ginder op de sopha en wacht," Hetgeen ik doe. Na eenigen tijd wordt er geroepen: Loveling. Ik ga aan het lattenbeschot.
Een soldaat nadert van daarachter met mijn papieren in de hand. Hij geeft ze mij weder. Een korte, dikke kerel, kaal, met een bleek, opgeblazen aangezicht en uitpuilende oogen.
"Sie können keinen Passerschein bekommen."
"Waarom niet?"
"Wir geben keine Erklärung."
"Ich habe nichts verbrochen."
"Gleichviel," en weg is de lomperdoorsp.: lompert zonder hoofdknik noch groet.
Mijn nicht Alice, die mij vergezelt en van majoor Amber een stellige belofte tot het verkrijgen heeft, is razend: "Kom, ge zult er dadelijk een hebben" en wij gaan — met toelating van een schildwacht in een andere groote zaal, waarin op een deur staat: Majoor Hain, [217]
[217]Majoor Hain was meer dan drie jaar lang bestuurder van de Gentse Pas Centrale, die gevestigd was in het gebouw 'Konkordia' op de Kouter. Hij was hard en streng en zag in iedereen een mogelijke spion. Gentenaars wisten dat ze het meeste kans maakten op een pasje als ze eerst langs Mariette Schreuer passeerden, de 'vriendin' van Hain, die in tegenstelling tot hem makkelijk om te kopen was.
door de bevolking majoor Nein genaamd. Deze beschikt over de pasporten. Een lang, beschaafd schijnend onderofficier belast zich met de boodschap. Hij krijgt, na kloppen op de deur en lang wachten, audientie en trekt binnen met mijn papieren: het getuigschrift en de eenzelvigheidskaart.
Twee, drie, viermaal heen en wedergeloop van hem naar het bureel der Pass Centrale, eindelijk een kort bescheid: "Kom morgen weder."
"Om het pasport?"
"Daarover is niet beslist."
En dat alles voor een kleinen afstand!
Om half negen — het is zondag — 's anderdaags stap ik de vier treden van de Concorde op: "Geschlossen," staat te lezen op de glasdeur.
Een politieagent wijst het mij ook aan.
"Ik ben hier ontboden," en mag binnen.
De ruime voorzaal is gansch ledig. Wachten dus. Eindelijk verschijnt een jong, mager officiertje. Ik ga tot hem en verklaar het geval. Hij is beleefd, opent een deur en verzoekt mij plaats te nemen op een houten bank. Het is in de groote zaal en binnen het beschot, waar gisteren de schrijvenden zaten.
Er zijn er vier of vijf nu maar. Geen enkele kijkt op. Twee anderen komen als wakers staan achter de tafel, waarbij ik zit.
"Kan ik nu mijn pass krijgen, Heeren?" Met al mijn beste kleederen aan om indruk te maken, maar ik maak er geen.
"Ja, wohin?"
Ik durf niet meer vragen voor het omliggende en beperk mij bij Drongen en Afsnee.
"Wat gaat ge daar doen?" op den toon van een onderzoeksrechter, die tot een geduchten misdadiger spreekt. Hij is bruin van gelaat, zwart van haar, die stouterik. "Voor gezondheidsredenen, uitrijden."
"We geven geen Passirschein voor gezondheidsredenen," en hij doet een beweging met den schouder naar mij om heen te gaan:
"Veroorloof mij," begin ik in haast; "Majoor Amper..." "Heer" Majoor Amper onderwijst hij, zich achteroverhellend. "Heer majoor Amper heeft aan mijn nicht de stellige belofte gegeven, dat ik een pasport krijgen zou."
Hij keert zich opnieuw naar mij en het onderzoek schijnt geen einde te zullen nemen:
"Een nicht, wie is die nicht?"
"Mevrouw De Keyser-Buysse."
"Hoe wordt die naam geschreven? Waar woont ze?" "Hier te Gent, des zomers is ze te Drongen."
"Wat gaat ge daar doen? Bezit ge daar eigendommen?"
"Neen, ik ga te harent dineeren."
"Wanneer?"
"Heden om éen uur."
"Dineeren, met wien?"
"Met vrienden."
"Hoe komt ge ginder?"
"In rijtuig."
"In huurrijtuig?
"Ze laat mij met het hare afhalen."
"Hoelang blijft ge ginder?"
"Tot vanavond."
Hij trekt in de andere kamer en komt onmiddellijk weder met mijn eenzelvigheidskaart: "Wat is dat voor een straat, die Marnixstraat?"
Ik moet hem uiteendoen, waar en hoe ze is.
"Doe uw voilette weg."
Ze wordt opgeschoven.
"Bruine oogen, zeker? Maar bezie mij dan toch. Neen, andere." Onderdanig, gehoorzaam heb ik hem aangekeken.
"Hebt ge geen bijzondere kenteekenen?"
"Neen," en weder moet ik wachten. Hij is heen.
De ingangdeur gaat open en een man van een veertigtal jaren, zichtbaar een buitenheer komt binnen, deftig gekleed, dik rood gelaat, een materiëel voorkomen.
Hij geeft zijn pasport af aan een grooten, zwaarstappenden Duitscher met een regelmatig stuur gezicht en zwarten baard.
Een blik daarop volstaat om brusk te zeggen:
"Niet in regel."
En de buitenheer antwoordt heel mak:
"Mijnheer, ik ben van Lokeren en was gisteren te Sottegem voor zaken. Ik moest den trein nemen, 's avonds thuis wezen; maar er was geen gelegenheid meer om uit Gent te vertrekken. Ik heb hier rechtover in 't Posthotel vernacht.
De Duitschman geraakt in drift: "Ge kondet heel goed den trein (of den tram, ik verstond het niet) om 3.15 te Sottegem en te Gent om 5 en... nemen en 's avonds thuis zijn."
"Neen, mijnheer, ze verzekerden mij, dat er geen middel meer was."
"Kein Mittel, kein Mittel! Moet ge gelooven, wat de menschen zeggen. Twintig mark boet." De heer kijkt heel bedrukt.
"Twintig mark boet," buldert de Duitscher, die geen tegenspraak duldtoorsp.: duld.
"Niets aan te doen."
Mijn nicht komt binnen met een brief van majoor Amper, luidens welken mij een pasport moet verstrekt worden en met de goedgunstige verklaring, dat een ander dan ik het zelfs mag afhalen.
Ik had het juist gekregen, was bezig met betalen. Zelfs dat voorrecht van hooger hand vermocht niet de minste hoffelijkheid bij den afleveraar te verwekken. Hij moest weergeven, smeet de nickelstukjes op de tafel en wendde zich sprakeloos om.
Nooit wil ik meer behandeld worden alsoorsp.: al een hond, indien een hond om een pasport komen kon. Nooit! Liever gevangen in de stad dan mij nog aan zooveel onwil en botheid bloot te stellen.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB