<>

1916-08-30 (1 bericht)

> | Woensdag 30 augustus '16.
Uit zeer zekere bron kan ik het volgende mededeelen aangaande de halsrechtingen van 11 dezer laatst. Met vertrouwden, waaronder gendarm Mus, was bij onderpastoor Octaaf De Clercq een spioneerdienst ingericht. Den woensdag 29 maart '16 werd hij te zijnent in hechtenis genomen met Mus. Alles werd doorzocht en de bewijzen gevonden. De geheime briefjes, welke de priester later kon wegsturen, zeggen weinig van zijn leven in het gevang. Eens liet men hem van verre op den cour zijn moeder zien. Hij schetst een tragisch tafereel van het groot proces:
"Ik was kalm. Voor dertig getuigen heb ik verklaard op tragen, nadrukkelijken toon: "Als priester bemin ik vurig mijn vaderland, als burger nog meer. Het eenige wat ik betreur, is van het niet krachtiger te hebben kunnen dienen."" Wat zijn misdrijf in de beschuldigingsrede van den krijgsauditeur erg verzwaarde. Op 28 juni werd het doodvonnis uitgesproken. Op 10den augustus werden zijn verwanten plots bij hem geroepen. Allen verkeerden in de meening, dat het een afscheid gold voor zijn vertrek naar Duitschland. Zoodra ze heen waren, om 5 uur des namiddags, trad de pruisische aalmoezenier Sturm binnen en kondigt hem aan, dat het doodvonnis den volgenden morgen vroeg zal voltrokken worden: "Arme moeder," zei hij, in snikken uitbarstend. Om drie uur las hij zijn laatste mis. De rampgenooten: Braet, advocaat; Mus; Algoet en van Gheluwe communiceerden uit zijn handen.
Ze worden allen met het krieken van den dag naar de uitvoeringsplaats gebracht. Hij zegent de medeveroordeelden, die in rang zijn gesteld en kruist de armen over de borst. Zijn paternoster had hij om den hals gehangen. Vijf kogels troffen hem, twee waren door zijn handen gegaan. Op den slag was hij niet dood. Een revolverschot maakte hem af. Evenmin als Mus had hij zich laten blinddoeken.
De soldaten aangeduid of uitgelotoorsp.: ofuitgelot voor die executies, smeekten hun overheden ze niet te moeten uitvoeren, wat hun geweigerd werd. Heb ik elders neergeschreven, dat de officier, die het commando gaf er ziek van werd? Dat ten minste wordt beweerd. De doodwagens rollen heen in volle vlucht naar de verschillende kerkhoven. Op de kist van De Clercq lag zijn pastoorshoed. Toen de kerkgebeden uitgesproken waren op het doodenveldoorsp.: doodenvel van St. Amandsberg, keerde de pruisische aalmoezenier Sturm, zich tot de soldaten en sprak: "Kameraden, 't is een held, die hier ligt."
Zelf heeft Octaaf De Clercq de schriftuurteksten uitgekozen voor zijn "doodsantje," [223]
[223]'Santje': cf. de annotatie daarover bij het fragment van 25 april 1916.
het gebruikelijk herinneringsbeeldeken der overledenen. Hier volgt het afschrift van een brief, geschreven door den gendarm Mus:
"Gent 10 augustus '16."
"Zeer beminde Moeder, Broeders en Zusters. Het uur, door den goeden God bepaald, om mij tot hem te roepen, geslagen zijnde, stuur ik u mijn laatste vaarwel. Morgen vroeg, 11den Augustus, word ik door de wapens gedood. Doch moed, beminde moeder, het is niet als booswicht, dat ik de doodstraf onderga, doch wel voor uw aller bevrijding. Troost u! Ik zal een heilige zijn in het Paradijs; want ik sterf voor een rechtvaardige zaak. Ik heb dezen avond aan een belgischen aalmoezenier een laatste en goede biecht gesproken, wees dus gerust. Denk aan de heilige Maagd, die ook haren zoon zag sterven, gansch onplichtig. Hoe korter het leven des te kleiner is de rekening te vereffenen."
"Laat mijn doodbeeldekens drukken met mijn portret als gendarm. Deel ze uit aan mijn vrienden. Op de Kommandantur te Gent is nog een som van 11 tot 1200 frank. Vraag ze aan, ze komt u toe."
"Gij zult waarschijnlijk veel verdriet hebben niet tot hier te kunnen komen. Ik had het hun nochtans gevraagd; doch er is niets meer aan te doen, en ik mag geen aanspraak maken beter behandeld te worden dan, die hier in 't zelfde geval zijn. Ik sterf met moed, heb er dus ook. Uw zoon gaat naar den Hemel."
"Lieve Moeder, hierbij zijn nog eenige relikwieën, mijn handschoenen, mijn zakuurwerk, mijn plastron, militaire col, medalieën van den H. Antonius en der H. Maagd. Bedank de Zusters van Liefde uit de Molenaarstraat, die mij zoo lang hebben eten gegeven."
"Zeer beminde Moeder, Broeders en Zusters, het is reeds 4 uur van den morgen, het uur onzer dood nadert. Ik, uw zoon — Gustaaf, Alexander en Aloïs zijn allen in dezelfde cel opgesloten. Wij hebben den nacht doorgebracht al zingende en biddende. De mis gaat beginnen en dan op weg naar de Schietbaan, vol kracht en moed. Ik zend u een laatsten kus! Vaarwel. lieve moeder, uw zoon Gustaaf gaat sterven voor zijn lief vaderland!" (geteekend):
"Gustaaf Mus; gendarm."
"11 augustus '16."
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB