<>

1916-08-14 (2 berichten)

> | Maandag 14 augustus '16.
Steeds droogte, erg voor den landbouw. De sinds den oogst gezaaide rapen kunnen niet ontkiemen en wat er opgeschoten was, vergaat of wordt van 't ongedierte opgevreten. Echter betrekkelijk gunstig weder om uit te gaan met een koele bries en grijze lucht.
Langs den Kortrijkschen Steenweg nadert een bonte bende van werklieden vier en vier tegelijk, ten getalle van vijftig. Ze trekken voort in de richting van het Station, met loome schreden en meestal met het hoofd gezakt in ontmoedigde houding. Zeoorsp.: Ze Ze dragen pakjes aan de hand of op den rug.
Een groote, sterke, groene, van koper blinkende gendarm leidt ze op; een andere groene, van koper blinkende gendarm, volgt ze op de hielen.
Het zijn opgeëischten om voor den vijand aan de loopgraven, of ergens elders te gaan werken.
Bij den ronden hoek der Citadellaan, hen nastarend, staan vele, vele vrouwen, enkele knapen en oude mannen met een kruik of een keteltje hun beurt afwachtend om van soep bediend te worden.
En ginder verschijnt een lange, lange reeks van soldaten, niet of weinig gewapend, ze zullen de eerste bende ontmoet hebben. Ze zingen oorverdoovend luid hun onwaarschijnlijke vreugde het luchtruim in. Mijn pasport afgegeven in de Zentrale, krioelend vol van wachtenden. De strook buiten het bebouwde Gent, waarvoor ik dat ding noodig had, is geen anderhalf kilometer lang.
Wederom ondervraging, op welken dag, op welk uur, bij wien ik het afhaalde, of ik dengene herkennen zou, die 't mij afgaf; aan welk winket, dat plaats had. Eindelijk was de zaak klaar en mocht ik heengaan, doch zonder bewijs van teruggave.
Gisteren dineerde ik te Drongen met een aan den dood en uit het gevang ontsnapten fabrikant van D.
Gedurende 3 1/2 maanden zat hij te Mons (Bergen) beschuldigd van spioeneering. Met niemand mocht hij spreken; met zijn advocaat onderhandelen enkel in bijzijn van duitsche bewaking. Slecht behandeld werd hij niet, mocht zijn eten laten brengen, en kreeg een boekenlijst, waaruit hij kiezen kon.
De krijgsraadoorsp.: krijsraad, na eenige voorloopige ondervragingen elders, zetelde eindelijk in het theater van de stad. Daar hoorde hij zijn veroordeeling aflezen: drie maand gevang. Hij zat reeds langer, 's anderdaags zou hij in vrijheid worden gesteld. Hij was alleenlijk beticht van tot spioneering aangestuurd te zijn geweest, zonder dat, na zijn weigering, aan de Kommandantur te hebben verklikt. Helaas! Met zijn medebeschuldigden liep het aldus niet af: een vijftal werden ter dood veroordeeld, waaronder een jong, heel mooi meisje, die later genade van haar leven kreeg. Degenen, wier doodvonnis geen twijfel leed, waren, als buitengewone gunst, in de ziekenzaal geplaatst geweest. Notaris Roels van Sottegem had, vaderlandslievend schuldbekennend, het onmogelijke gedaan om al de straf op zich te nemen. Het was hem niet gelukt zijn medehelpers te redden.
"Morgen om 5 uur," werd hun bericht, "zult gij allen doodgeschoten worden op het plein van Casteau," dat is eenige kilometers ver van de stad Mons.
Dat de verteller er, ondanks zijn persoonlijk goed van afkomen, diep getroffen was over het lot der anderen laat zich denken.
Hij sliep niet dien nacht.
Hij hoorde in de vroegte kleine veelbeduidende geruchten, levensbeweging in de gang en de aanpalende cel, dan een deur ontsluiten, een rinkeling van wapens, stappen buitenkomen en een stem; die zijn naam riep: "Je pars, adieu, adieu, mon ami."
Het was de stem van den 27 jarigen ingenieur Jacmain van Brussel... Korts daarop rolde een zware auto heen in de nog halve duisternis en de verteller werd losgelaten.
Dienzelfden morgen vernamoorsp.: vernaam hij, hoe de rechtspleging op het plein van Casteau was afgeloopen: de rampgenooten hadden kloekmoedigheid getoond, onderweg in de vrachtauto gerookt en gepraat. Bij het stijgen daaruit en gedurende hun gang naar een aangewezenoorsp.: aangwezen plaats, speelde een hen voorafstappende trommelaar een doodenmarch op een met rouwfloers overspannen trommel. De lijkwagens stonden gereed, de kisten daarnaast op de aarde.
Jacmain, de ingenieur, die hem dat vaarwel had toegeroepen, een vroom katholiek, hield in de eene hand een rozenkrans, in de andere zijn nog niet opgerookte sigaar, toen hij omvergekogeld werd...
"Pourvuqu' on ne m'envoie pas en Allemagne," was steeds gedurende de gevangenschap, zijn uitgedrukte vrees geweest. Zoo ver was hij er van af een doodvonnis te hooren uitspreken! Ze waren elk aan een afzonderlijken paal gesteld.
En de bevrijde begaf zich met zijn advocaat en de advocaten der gedooden naar een restaurant, waar hun een goed middagmaal werd opgediend. Ze trachtten tevergeefs de vreeselijke spookbeelden door druk gepraat en gezellig samenzijn door een lichten roes uit hun geesten te verwijderen; het gelukte niet.
Voor het restaurant troepte de menigte halsreikend bijeen om hen te zien...
> | Maandag 14 augustus '16.
Geen stoffen voor kleederen of welkdanige ellegoederen mogen voortaan nog verkocht worden, zonderdat de verkoopers er vergunning voor vragen aan de kommandantur: Mijn huisnaaister ging om zes bobijntjes machiengaren. De winkelierster mocht er maar éen geven.
De bulletins der geneesheeren moeten in het Duitsch ingevuld worden, om 't even of zij die taal kennen of niet. De Hoogeschool zal met begin october geopend worden. Het getal ingeschreven studenten moet — dank aan een vlijtige propaganda in de provinties Limburg en Antwerpen, betrekkelijk groot wezen.
Algemeen wordt het volgende hier geloofd: de professoren krijgen verhooging van jaarwedde (12 duizend frank) en in vreemde banken is voor elk hunner honderd duizend frank neergelegd, voor het geval dat in de toekomst door de een of andere reden hun post zou worden opgeschorst. Ik verneem, dat er zijn, die zulks zelf vertellen. Is het waar? De tijd zal dat leeren.
Hier in mijn huis werd onlangs daarover gehandeld en een dame, die in familiebetrekking staat met een der nieuwaangeworvenen — uit de voormalige hoogeschool, een overgeloopene, professoroorsp.: professoren [221]
[221]In het manuscript staat 'professoren', maar dat houdt geen steek. Uit de vescheidene mogelijkheden om hier in te grijpen is voor de eenvoudigste optie gekozen. Daardoor wordt het resultaat nog geen welluidende, maar wel een correcte zin.
— vond in hare naïeve verbastering, dat honderd duizend frank niet genoeg was en ze deed uiteen, dat het voordeeliger voor haar verwante geweest ware zijn emeritaat te vragen, dat evenveel als zijn bezoldiging van professor inbrengen, en geen gevaar opleveren zou. De aanwezigen zagen haar bevreemd aan. Geen enkele verwaardigde zich een dergelijke theorie te weerleggen.
Och, waarom haar den steen toewerpen? Zijn niet velen onder ons het spoor bijster, sinds de oorlog onze hersenen in verwarring heeft gebracht?
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB