<>

1915-05-04 (1 bericht)

> | Dinsdag 4 mei 10 uur.
De bel gaat over. Het zal de groentevrouw wezen. Groote samenspraak aan de stoep. De meid komt weldra boven:
"Die jongen van Rumpst is weergekeerd naar Gent."
"Zoo!" en onverschillig. "Wie is dat, Rumpst?"
"Ge weet wel de jongen van den bakker, die hier eenige jaren geleden wat verder op den hoek der Smisstraat woonde."
"Ja, welnu?"
"Die menschen zijn op hun goed gaan leven. De zoon was soldaat."
"Ha, zoo!"
"Gisteren is hij naar hier gebracht. Hij zat al drie maanden in den grond. Hij is nu begraven op het kerkhof buiten de heuvelpoort. Het vervoeren van 't lijk heeft aan zijn tantes dertienhonderd frank gekost... Het was zulk een brave jongen, zulk een schoon soldaatje. Verleden jaar passeerde hij hier dikwijls des zondags in zijn uniform... Gelukkig, dat zijn ouders geen verdriet meer maken in hem. Ze zijn alle twee kort op een gestorven, terwijl hij weg was..." Welk een rijkdom van oorlogstragedies lag er niet besloten in dat kort bericht!
Het is opmerkenswaard wat er niet aan leugens en waarheid al verteld wordt in een stad, waar de geheimzinnigheid der handelenden zoo volmaakt is en niet uit de dagbladen te leeren kan wezen, dan hetgeen de censuur toelaat.
Gisteren in gezelschap. Elk wist iets: De Keizer was onlangs in Kortrijk geweest. Hij had bevel gegeven kost wat kost de vijandelijke lijnen te breken. Met geweld was zijn leger over de Yperlee getrokken. Doch daar wachtte hem een vuur van belang: acht en dertig duizend soldaten vonden er den dood. — In het Vrijbusch (het bosch van Houthulst) bij Langemarck, waar Baekelandt, de groote roover, eertijds zijn schuilplaats met zijn bende had, bevonden zich tien duizend Duitschers kortgeleden. De bondgenoten staken het bosch in brand en allen kwamen er in om. — In Rusland gaan de vijanden vooruit. Triomffeesten worden aangekondigd te Berlijn; want honderdduizend Russen zijn in de Karpathen omsingeld en gevangen genomen...
"Te Deinze mag geen mensch meer op de straat na zeven uur 's avonds."
"Waarom?"
De staf van Deinze is naar elders verplaatst. Maria-Leerne, een dorp onver van daar, is een boet van duizend mark opgelegd en de burgemeester, baron Kint de Roodenbeke met een der schepenen een dag gevangen geweest.
"Waarom?"
Een hooggeplaatste officier van den Deinzchen staf kwam te Leerne in auto voorbij des avonds. Een prikdraad was over den weg gespannen, die hem schier de keel afsneed. De bewoners worden beschuldigd van deze daad, maar de soldaten zelven deden het uit haat tegen hem.
Bij die vertelling lachte een auto-eigenaar ongeloovig en merkte aan: "En het schutglas, was dat niet eerst aan stukken, kwetste dat den officier ook niet? En de chauffeur, bekwam die geen letsel?"
De verhaler keek boos op: "Als ik u zeg, dat het alzoo is, gelooft ge 't nog niet?"
"Neen," antwoordde de ander zonder meer.
Morgen moeten alle duiven dood worden gedaan; het wordt verzekerd, dat er met duiven gespioneerd is.
"O," jammerde een oudachtige juffrouw, met een langen, mageren, ontblooten hals: "Alzoo zullen wij geen duivejongskens meer krijgen en ik eet ze toch zo gaarne?"
"Zijt ge niet beschaamd," verweet haar met verontwaardigde zachtheid een gekende dierenbeschermster. "Die onschuldige beestjes, hun leven moeten laten, omdat het oorlog is!"
Een heer, katoenfabrikant, nam de zaak op van den praktischen kant: "Weet gij allen wel, dat daar duiven onder zijn van drieduizend frank waarde? Mijn associé zal de zijne niet dood doen, dat is zeker. Hij zal ze opsluiten en afwachten, wat er van komt."
De kranten melden niets van zulk een dreiging.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB