<>

1916-10-17 (1 bericht)

> | Dinsdag 17 Oct. '16.
De groote waakzaamheid der Duitschers. Een dienstmeid van middelbaren leeftijd uit mijn buurt gaat alle weken naar De Pinte, een dorp in den omtrek van Gent den woensdag op hetzelfde uur. Verleden sprak een soldaat — een dergenen, die een koperen plaat op de borst dragen, waarop staat M. P. (Militaire Polizei) ze aan: "Meisje," zei hij, "toon mij uw persoonskaart." Wat ze deed.
"Ik kom hier viermaal daags voorbij en ontmoet u telkens op dezen dag, wat komt gij hier doen?"
"Mijn oude moeder bezoeken."
"Hoe oud is die moeder?"
"Vijf en tachtig jaar."
"Wat doet die moeder, is ze weduwe?"
"Ja, ze woont op een koeplaats."
"Waar staat die koeplaats?"
"Ginder, achter de eerste hofstede rechts, den slag (wagenweg) in."
"Hoeveel koeien houdt ze?"
"Een koe en een rund."
"Hoe is haar naam?" Hij kende goed vlaamsch.
Een naam werd gezeid.
Dat kreeg hij ook te weten. Dat schreef hij allemaal op, ook haar doopnaam. En toen sprak hij beleefd doch streng: "Ik zal uw moeder zelf gaan bezoeken, onderhooren of alles waarheid is, zoo niet, pas op, meisje, pas op!" met den wijsvinger waarschuwend naar omhoog wijzend.
Namen van belgische gesneuvelden komen in geen couranten voor. Heimelijk binnengesmokkelde lijsten er van berusten in het lokaal van 't Rood Kruis in de Bagattenstraat alhier, ondanks het verbod van den vijand. Ze zijn in 't land gebracht door het Rood Kruis van Berne of Geneve.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB