<>

1916-10-02 (2 berichten)

> | Maandag 2 oct. '16.
Deze week moet elke wijk der stad, en moeten de voorsteden Sint-Amandsberg, Ledeberg en Gentbrugge elk honderd mannen leveren om tusschen Terdonck en Selzaete een dijk op te werpen, waarachter het duitsch leger zich eventueel terug zou kunnen trekken. Dat is er wel af van de geruchten, als zouden de benden opgeëischten, die in Duitschland niet werken willen, ginder uit de slavernij ontslagen zijn.
Dezen morgen hevig kanongedonder: de grond trilt, de ruiten rinkelen, de echos bonzen tegen de gebouwen aan, de slagen vallen zoo dicht op elkander, dat ze niets meer vormen dan een titanieke ronkende basbegeleiding van de vele luchtverscheurende knallen uit de groote granaatmortieren:
"Zeekannonnen, zeekanonnen!" roepen de saamgeschooldeoorsp.: saamgescholde menschen op de straat. Ze schreeuwen, ze tieren, men zou zeggen juichen in een uitbundige geestvervoering, als bij het zicht van het knetterend, spattend, krakend, in alle kleuren schitterend uitsprietend bouket op het einde van een vuurwerk. Het heeft ook wel iets diep-inwerkends op het gestel, het is grootsch als de stormloop van ontketende natuurelementen, dat verwoede strijden van de wolken uit en naar de wolken toe, begeleid door 't verre krijgsgeloei.
> | 2 October maandag '16.
Tal van werkeloozen uit de Baliestraat (een paar honderd stappen van hier) zijn uit hun huizen gehaald en onder verbeten tandengeknars en versmoorde weeklachten van moeders en echtgenooten en kinderen weggeleid. Er was onder het getal der gevangenen een jongen die op krukken springt.
Sedert de inhechtenisneming van werkweigerenden te Melle mag niemand voor het oogenblik aldaar op de straat verschijnen. Wie het waagt aan een raam te kijken, ziet een gendarm toeschieten met de gebalde vuist en hoort onder grove vloeken: "Wek, wek, wek!" [240]
[240]Cf. de annotatie 11 november 1915 ('vek').
schreeuwen. Er zijn soms drie gendarmen voor het bewaken van een enkelen weerloozen mensch.
Bij de landbouwers wordt de helft van het voorhanden zijnde stroo in beslag genomen. De betaling geschiedt met bons ten bedrage van 4 frank de honderd kilog. Zij zelve moeten het hun ontbrekende vervangen ten prijze van 12 frank.
In de omstreken van Eecloo is een eikenbosch van groote boomen afgekapt zonder kennisgeving van den eigenaar.
Langs de Godshuizenlaan 11 uur 's morgens: milde herfstlucht; de hemel blauw, de hooge iepenstammen groen, dun bemost op hun grillig gekorven bast; de kruinen: een onophoudelijke wemeling van geel en groen als hing over de zwarte takken een gekleurd reusachtig kantwerk te drogen en verder verder, door 't verschiet versmald, en schier heelemaal toeloopend, vormt heel de dreve een ineensmelting van een lange, lager en lager schijnende koepel van grijzend geel.
"Vrede op aarde," lispelt de natuur. Maar... ginder komen ruischend soldatenstappen aan; ginder ratelt een vrachtwagen naar de richting toe van het krijgshospitaal. Hij is beladen met vijf lagen matrassen. Eens geteld: twintig op elke laag, honderd stuks dus, bestemd voor reeds verminkten, of nu nog gezond-jongkrachtigen, die evenzoo weldra moeten komen aan de lijdensbeurt.
En plots in de nabijheid van het lokaal der schijfschieting ontstaan oorverdoovende knallen, tegen de huizen aanbotsend, in de ruimten wegstervend, door andere, krakende slagen gevolgd, als hamerslagen op losliggende ijzerware: schietoefeningen zijn 't.
Op de banken onder de boomen rusten soldaten uit, voor 't lokaal staan groepen soldaten, grauwe uniformen, roze aangezichten, kort geknipt haar. Ze lachen, ze schateren, loopen elkander na, grijpen elkander vast, levenslustig, stoeiend als kinderen doen. Hier is de zaad- en graanwinkel. De glasdeur is dicht. Toch nog eens beproefd, of er iets te krijgen is. De dame met haar niet te vergeten aangezicht komt voor:
"Madame: Kanariezaad."
"Neen, niets meer," zegt ze hoofdschuddend. Zou ik vragen naar haar man, dien man die aan 't front is,... zou ik durven?
Ja, "nieuws van mijnheer?"
Haar hoofd gaat stilletjes heen en weer, een beeld van bestendige negatie. Het gemoed is te vol, spreken kan ze niet. "En de kinderen?" vraag ik na een poos van eerbied voor haar zwijgende smart.
"Met de kinderen gaat het goed. Ze leeren ijverig... ge weet, dat mijn schoonmoeder, die bij ons inwoonde, dood is." Neen, ik wist dat niet...
"Alle nicht die wiederkehren,

Dürfen sich des Heimzugs freun:

In den haüslichen Altären,

Kann der mord bereitet sein,"

viel mij te binnen heengaande. Dat nieuws als blijde intrede voor den zoon, indien het hem gegeven is ooit weer te komen!
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB