<>

1915-07-07 (2 berichten)

> | woensdag 7 juli 15.
Naar de Kommandantur om de vernieuwing van mijn pasport voor rijtoeren en Kleinbahn in het omliggende. Deze is gevestigd op den Kouter in een ruim, prachtig privaat-hotel met koetspoort. Een monumentale trap leidt naar de verdieping. Boven, langs elken kant daarvan zit een soldaat. Op aanvraag wordt een deur aangewezen, waar de bevoegden zetelen. In de zaal verdringt zich een woelende menigte, zoo mannen als vrouwen, alle sollicitanten hun beurt met bedwongen ongeduld afwachtend.
De wanden zijn bedekt met donkergroene lustrine, misschien zitten gobelins of schilderwerken er achter. Een vergulde gaskroon met kristallen prismas, omvangrijk genoeg om bij duisteren een dorpskerk te verlichten, hangt in 't midden. Een spiegel voor reuzen staat op het wit-marmeren schoorsteenblad.
Aan een lange tafel zitten zeven militairen te schrijven, of staan de aanvragers te woord, officieren en minderen. Het meerendeel dezer zien er miserabel mager en bleek grauwachtig uit, velen dragen een bril; enkelen, kortzichtig, buigen diep over het voor hen liggend papier.
Het is ook natuurlijk, dat de zwakken niet naar 't front worden gestuurd. Een krachtige, oudachtige officier, breed, sterkgebronsd gelaat, gezagvoerende houding, maakt uitzondering en geeft rechtstaande in het zuiverste Fransch uitleggingen aan een gerimpelde, geelachtige dame in diepen rouw. Een ander bij een tafel neergezeten, spreekt duidelijk Nederlandsch met een begijn, van op zijn stoel met het hoofd achterwaarts naar haar toegekeerd. Die man in zijn grijs uniform, waarvan de kraag starren draagt en met goudgalon is afgeboord, mag ook een toonbeeld genoemd worden van gezondheid en door en door goed-gevoedzijn. De huid blinkt rozig en blank, zijn kort haar is blond. Hij heeft vleezige lippen en gave tanden.
Nadat het begijntje bescheid heeft gekregen en knikkend vertrekt, komt een vrouw uit de volksklas, die onbevredigd heengaan moet. Wat ze begeert is niet te verstaan, maar herhaaldelijk trekt de onderofficier, tot wien ze zich heeft gericht, de schouders op en zegt beleefd met spijt: "Ik kan u niet helpen, ik kan niet." Daarna spreekt hij Fransch met een heer en het gesprek wordt in 't Duitsch voortgezet.
Het wachten naar mijn pas, dat een dezer magere soldaten aan 't schrijven is, duurt echter heel lang. Er blijft mij dus niets anders over dan het gebeurende om mij heen gade te slaan.
Op den Kouter — door 't venster te zien — onder de reeksen dichtbegroeide, schaduwgevende iepen, doet een ruiter steeds traag de ronde. Het is een gendarm met den pinhoed op het hoofd, in donkergroen met een glimmende koperplaat hoog op de borst. Een wachtende, opkijkend naar de monstergroote lichtkroon van het plafond, zegt tot een heer, die naast hem staat: "Dit is het hotel van baron de Manten de Horne."
"Zoo," antwoordt de ander eenvoudig, onverschillig. En mij treft die naam: ik heb er zulk een gelezen in de lijst der gesneuvelden — aan den IJser, meen ik — vrijwilliger, drie en twintig jaar oud, en de gedachten dwalen weg uit het luxueus hotel, waaruit de ouders zijn gevlucht, en de dappere zoon... ach, wat al akeligheden, wat al wereldwee! In de trapzaal berust eindelijk, na een paar uren wachten, het pasport en wordt afgegeven tegen betaling, geldig voor een maand.
Bekendmaking.
1. Het zingen en spelen van de nationale zangen der landen, die met het duitsche rijk in oorlog staan is verboden.
2. Het is verboden papiervliegers te doen opgaan.
3. Tegenhandelingen worden gestraft met gevangenis tot een jaar en 3000 mark boete.
Gent 8 juli '15.
Graf von Westarp. [120]
[120]Von Westarp was de tweede Etappen-Inspecteur van het vierde leger in Gent. Hij stond bekend als typisch Pruisische militarist: brutaal, bot en zeer gevreesd.
Genaalleutnant.
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB