<>

1915-07-18 (1 bericht)

> | Zondag 18 juli '15.
Daar in Duitschland de gedwongen leerplicht sedert lang bestaat, zou het doen wanen, dat er de algemeene kennis groot moet wezen. Is het niet zoo, of zijn hier enkel juist uitzonderlijke gevallen van onwetendheid?
Het is treffend, hoe onwetend de duitsche soldaten zijn. Van aardrijkskunde hebben ze weinig begrip; hun taal spreken ze erbarmelijk, en lomp doen ze zich voor in hun bewegingen — zelfs als ze niet uit moedwil handelen — in hun antwoorden, wanneer een pasport getoond, en ze daarbij vriendelijk aangesproken worden.
In 't Kuldershuis verstonden de twee te woord staande soldaten geen duitsch. Volgens de verklaring van degenen, die met hen in dagelijkschen omgang kwamen, konden de twee ordonnances van hier rechtover noch lezen noch schrijven meer.oorsp.: meer. meer.
Van een anderen kant is het opmerkelijk, hoe goed winkeliers en soldaten elkander hier verstaan, en met wat gemak de koffiehouders de duitsche soldaten weten uit te hooren. Weinige jaren geleden trof het mij te Coblenz en omstreken, hoeveel correcter dan vroeger het volk zich daar — ten minste met uitlanders sprekend — wist uit te drukken.
Onverklaarbare tegenstelling!
Gisteren avond terugkomst met den tram: zondagwandelaren krioelen t'allen kant.
Op den Nederkouter, ter hoogte van de Bagattenstraat, werd het rijtuig stop gezet door het aankomen van legerbenden in vluggen — als vluchtenden — marsch. Het meerendeel waren enkel met den dolk gewapend, misschien een paar honderd droegen geweren, waarop de bajonetten blinkend spits uitstaken. Vele, vele jonge kerels in splinternieuwe uniform, groenachtig blauwoorsp.: blau of blauwachtig groen, als sommige meezeneieren, waarvan ge de schakeering niet recht bepalen kunt; ook mannen van allen leeftijd. Stormhelmen overal. Hoeveel duizenden er voorbijtrokken ware bij berekening uit te maken geweest, indien men bij 't begin voorzien had, hoe lang die stoet worden ging, vijf of zes op een reeks, het gelaat der volgenden schier het achterhoofd der vooropgaanden aanrakend, als een kudde schapen zoo dicht opeen.
Onsamenhangend gezang zweefde over de gelederen. Velen staken juichend-schreeuwend de linkerhand in de hoogte.
Dat moet een parademarsch beteekend hebben. Heden kondigen de dagbladen groote zegepralen op Rusland aan.
Hoe talrijk deze troepen ook waren, toch stonden er nog overal militairen onder het toeziende volk op alle gaanpaden te kijken of trokken in tegenovergestelde richting achteloos voorbij.
Is de voorraad menschen onuitputtelijk in Duitschland? Is het waar, wat de officieren beweren, dat Duitschland onoverwinnelijk is?...
Boeten voor de kleinste inbreuk op het reglement worden toegepast. Velen willen ze niet betalen en doen liever, wat ze "het verzitten" noemen. De vertellingen van die gevangenschap gaan alle verbeelding van slechtheid te buiten.
De vrouwen hebben het betrekkelijk goed: ze slapen gedrieën in een cel op een matras; het eten is voldoende. Ze worden door nonnen bediend. Moeder Overste stelt aan iedere, wier tijd uit is, een soort decoratiestrik ter hand en een door haar gemaakt kartonnen huisje met een deurtje en een klein, hoog vensteropeningetje. Daarop staat "Prison."
Dit ter gedenkenis aan hun gevangenschap. "Als de bondgenooten zegepralend hun intrede in Gent zullen doen," zegt ze aan de heengaanden, "trek ik aan het hoofd van u allen hen te gemoet, elk met deze zinnebeelden van lijden voor het vaderland op de borst en in de hand."
<>
Lettergrootte: [-a] [standaard] [A+] Stijl: [L<-R][L- >R]
logo CTB